Summary
Dutch to German: more detail...
- overplaatsen:
-
Wiktionary:
- overplaatsen → übertragen, bewegen, erregen, erschüttern, rühren, ergreifen
Dutch
Detailed Translations for overplaatsen from Dutch to German
overplaatsen:
-
overplaatsen (standplaats veranderen)
Conjugations for overplaatsen:
o.t.t.
- plaats over
- plaatst over
- plaatst over
- plaatsen over
- plaatsen over
- plaatsen over
o.v.t.
- plaatste over
- plaatste over
- plaatste over
- plaatsten over
- plaatsten over
- plaatsten over
v.t.t.
- heb overgeplaatst
- hebt overgeplaatst
- heeft overgeplaatst
- hebben overgeplaatst
- hebben overgeplaatst
- hebben overgeplaatst
v.v.t.
- had overgeplaatst
- had overgeplaatst
- had overgeplaatst
- hadden overgeplaatst
- hadden overgeplaatst
- hadden overgeplaatst
o.t.t.t.
- zal overplaatsen
- zult overplaatsen
- zal overplaatsen
- zullen overplaatsen
- zullen overplaatsen
- zullen overplaatsen
o.v.t.t.
- zou overplaatsen
- zou overplaatsen
- zou overplaatsen
- zouden overplaatsen
- zouden overplaatsen
- zouden overplaatsen
en verder
- ben overgeplaatst
- bent overgeplaatst
- is overgeplaatst
- zijn overgeplaatst
- zijn overgeplaatst
- zijn overgeplaatst
diversen
- plaats over!
- plaatst over!
- overgeplaatst
- overplaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overplaatsen:
Wiktionary Translations for overplaatsen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overplaatsen | → übertragen | ↔ transfer — to move or pass from one place, person or thing to another |
• overplaatsen | → bewegen; erregen; erschüttern; rühren; ergreifen | ↔ remuer — mouvoir, déplacer. |