Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. passus:


Dutch

Detailed Translations for passus from Dutch to German

passus:

passus [de ~ (m)] nomen

  1. de passus
    der Passus; die Stelle

Translation Matrix for passus:

NounRelated TranslationsOther Translations
Passus passus zinsnede
Stelle passus baan; baantje; dienst; gunst; instantie; instelling; lichaam; lijst; locatie; organisatie; plaats; plaatsbepaling; plek; staatsbetrekking; tabel; tafel; werk; werkkring; werkplek

Related Words for "passus":

  • passussen