Summary
Dutch to German: more detail...
-
plaatsen:
- setzen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; ablegen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben; ablagern; deponieren; bergen; lagern; niederlegen; aufheben; bewahren; aufbewahren; räumlich anordnen; ausfindig machen; lokalisieren; plazieren; postieren; einsetzen; beherbergen; akkomodieren; jemandem Unterkunft bieten; einquartieren; anlegen; einrichten; bauen
-
Wiktionary:
- plaatsen → platzieren, aufsstellen, stellen
- plaatsen → zeichnen, stellen, plazieren, einordnen, setzen, legen, tun, anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwenden, verwerten, antun, anziehen, auflegen, anlegen, stecken, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, beifügen, posieren, bauen, aufbauen, erbauen, konstruieren, einführen, einrichten, einsetzen, installieren, machen, bereiten, hervorrufen, identifizieren
Dutch
Detailed Translations for plaatsten from Dutch to German
plaatsen:
-
plaatsen (deponeren; leggen; zetten; neerleggen; stationeren; neerzetten)
setzen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; ablegen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben-
installieren verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
stationieren verb (stationiere, stationierst, stationiert, stationierte, stationiertet, stationiert)
-
plaatsen (leggen; zetten)
-
plaatsen (neerzetten; zetten; bijzetten)
-
plaatsen (neerleggen; leggen; deponeren; wegleggen)
hinlegen; lagern; deponieren; ablegen; niederlegen; aufheben; bewahren; bergen; aufbewahren-
niederlegen verb
-
plaatsen (situeren; zich afspelen)
hinstellen; installieren; einordnen; räumlich anordnen; gruppieren-
installieren verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
räumlich anordnen verb
-
plaatsen (zetten)
-
plaatsen (plaats toekennen)
ausfindig machen; lokalisieren-
ausfindig machen verb (mache ausfindig, machst ausfindig, macht ausfindig, machte ausfindig, machtet ausfindig, ausfindig gemacht)
-
lokalisieren verb (lokalisiere, lokalisierst, lokalisiert, lokalisierte, lokalisiertet, lokalisiert)
-
-
plaatsen (stationeren; posten; posteren)
plazieren; stellen; postieren; einsetzen; aufstellen; installieren; deponieren-
plazieren verb
-
installieren verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
-
plaatsen (iemand onderdak verlenen; onderdak verschaffen; huisvesten; herbergen; onderbrengen; onderdak geven)
unterbringen; beherbergen; akkomodieren; jemandem Unterkunft bieten; einquartieren-
akkomodieren verb (akkomodiere, akkomodierst, akkomodiert, akkomodierte, akkomodiertet, akkomodiert)
-
einquartieren verb (quartiere ein, quartierst ein, quartiert ein, quartierte ein, quartiertet ein, einquartiert)
-
plaatsen (monteren en aansluiten; installeren; aanleggen; aanbrengen)
installieren; anlegen; einrichten; bauen-
installieren verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
Conjugations for plaatsen:
o.t.t.
- plaats
- plaatst
- plaatst
- plaatsen
- plaatsen
- plaatsen
o.v.t.
- plaatste
- plaatste
- plaatste
- plaatsten
- plaatsten
- plaatsten
v.t.t.
- heb geplaatst
- hebt geplaatst
- heeft geplaatst
- hebben geplaatst
- hebben geplaatst
- hebben geplaatst
v.v.t.
- had geplaatst
- had geplaatst
- had geplaatst
- hadden geplaatst
- hadden geplaatst
- hadden geplaatst
o.t.t.t.
- zal plaatsen
- zult plaatsen
- zal plaatsen
- zullen plaatsen
- zullen plaatsen
- zullen plaatsen
o.v.t.t.
- zou plaatsen
- zou plaatsen
- zou plaatsen
- zouden plaatsen
- zouden plaatsen
- zouden plaatsen
en verder
- ben geplaatst
- bent geplaatst
- is geplaatst
- zijn geplaatst
- zijn geplaatst
- zijn geplaatst
diversen
- plaats!
- plaatst!
- geplaatst
- plaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plaatsen:
Related Words for "plaatsen":
Synonyms for "plaatsen":
Related Definitions for "plaatsen":
Wiktionary Translations for plaatsen:
plaatsen
Cross Translation:
verb
plaatsen
-
op een bepaalde plaats zetten
- plaatsen → platzieren
-
aan een kwalificatie voldoen waardoor men toegelaten wordt tot een bepaalde wedstrijd
- plaatsen → aufsstellen
verb
-
senkrecht, mit den Fuß den Boden, einen bestimmten Platz oder Gegenstand berührend, in eine bestimmte oder übliche Position bringen
-
(transitiv) unterzeichnen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaatsen | → stellen; plazieren; einordnen | ↔ place — to put in a specific location |
• plaatsen | → setzen; stellen; legen; tun | ↔ put — to place something somewhere |
• plaatsen | → anwenden; benutzen; brauchen; gebrauchen; verwenden; verwerten; antun; anziehen; auflegen; anlegen; legen; setzen; stecken; stellen; applizieren; verabreichen; auftragen; anbringen; beifügen | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• plaatsen | → posieren; legen; setzen; stecken; stellen; bauen; aufbauen; erbauen; konstruieren; einführen; einrichten; einsetzen; installieren; machen; tun; bereiten | ↔ poser — placer, mettre sur quelque chose. |
• plaatsen | → hervorrufen; legen; stellen; identifizieren | ↔ situer — placer, poser en certain endroit par rapport à l’exposition, à l’aspect, au voisinage, etc. |