Dutch
Detailed Translations for rekwisiteren from Dutch to German
rekwisiteren:
-
rekwisiteren
Conjugations for rekwisiteren:
o.t.t.
- rekwisiteer
- rekwisiteert
- rekwisiteert
- rekwisiteren
- rekwisiteren
- rekwisiteren
o.v.t.
- rekwisiteerde
- rekwisiteerde
- rekwisiteerde
- rekwisiteerden
- rekwisiteerden
- rekwisiteerden
v.t.t.
- heb gerekwisiteerd
- hebt gerekwisiteerd
- heeft gerekwisiteerd
- hebben gerekwisiteerd
- hebben gerekwisiteerd
- hebben gerekwisiteerd
v.v.t.
- had gerekwisiteerd
- had gerekwisiteerd
- had gerekwisiteerd
- hadden gerekwisiteerd
- hadden gerekwisiteerd
- hadden gerekwisiteerd
o.t.t.t.
- zal rekwisiteren
- zult rekwisiteren
- zal rekwisiteren
- zullen rekwisiteren
- zullen rekwisiteren
- zullen rekwisiteren
o.v.t.t.
- zou rekwisiteren
- zou rekwisiteren
- zou rekwisiteren
- zouden rekwisiteren
- zouden rekwisiteren
- zouden rekwisiteren
diversen
- rekwisiteer!
- rekwisiteert!
- gerekwisiteerd
- rekwisiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rekwisiteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fordern | rekwisiteren | aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanspraak maken op; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; manen; ontbieden; opeisen; oproepen; opvorderen; opvragen; rekwireren; sommeren; vereisen; vergen; verlangen; verzoeken; vorderen; vragen |
requisitieren | rekwisiteren |