Dutch
Detailed Translations for riepen from Dutch to German
riepen form of roepen:
-
roepen
rufen; kreischen; schreien; lautauf schreien-
lautauf schreien verb (schreie lautauf, schreist lautauf, schreit lautauf, schrie lautauf, schriet lautauf, lautauf geschrieen)
Conjugations for roepen:
o.t.t.
- roep
- roept
- roept
- roepen
- roepen
- roepen
o.v.t.
- riep
- riep
- riep
- riepen
- riepen
- riepen
v.t.t.
- heb geroepen
- hebt geroepen
- heeft geroepen
- hebben geroepen
- hebben geroepen
- hebben geroepen
v.v.t.
- had geroepen
- had geroepen
- had geroepen
- hadden geroepen
- hadden geroepen
- hadden geroepen
o.t.t.t.
- zal roepen
- zult roepen
- zal roepen
- zullen roepen
- zullen roepen
- zullen roepen
o.v.t.t.
- zou roepen
- zou roepen
- zou roepen
- zouden roepen
- zouden roepen
- zouden roepen
en verder
- ben geroepen
- bent geroepen
- is geroepen
- zijn geroepen
- zijn geroepen
- zijn geroepen
diversen
- roep!
- roept!
- geroepen
- roepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de roepen (schreeuwen; kreten; gillen)
Translation Matrix for roepen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schreien | gillen; kreten; roepen; schreeuwen | gebrul; gebulder; gekrijs; geroep; gescheld; geschreeuw; getier; lokroep; loktoon; roep |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kreischen | roepen | brullen; huilen; janken; krijsen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |
lautauf schreien | roepen | brullen; gillen; janken; joelen; jubelen; juichen; uitjouwen |
rufen | roepen | aanroepen; erbij halen; erbij roepen; laten komen; ontbieden; oproepen; sommeren; tevoorschijn roepen; toeroepen |
schreien | roepen | blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; jubelen; juichen; krijsen; schreeuwen; schreien; snikken; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen |
Related Words for "roepen":
Antonyms for "roepen":
Related Definitions for "roepen":
Wiktionary Translations for roepen:
roepen
Cross Translation:
verb
-
met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen
- roepen → rufen
-
op het matje roepen
- roepen → herbeizitieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• roepen | → herbeirufen; anrufen; rufen | ↔ call — to request, summon, or beckon |
• roepen | → schreien | ↔ cry — transitive: to shout, to scream (words) |
• roepen | → raufen; balgen | ↔ scuffle — to fight or struggle confusedly at close quarters |
• roepen | → rufen | ↔ appeler — désigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom. |
• roepen | → schreien; blöken; brüllen; quaken; wiehern; iahen; gackern | ↔ crier — jeter un ou plusieurs cris. |