Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ruimtes:
  2. ruimte:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ruimtes from Dutch to German

ruimtes:

ruimtes [de ~] nomen, plural

  1. de ruimtes
    die Räume

Translation Matrix for ruimtes:

NounRelated TranslationsOther Translations
Räume ruimtes

Related Words for "ruimtes":


ruimte:

ruimte [de ~ (v)] nomen

  1. de ruimte (universum; wereldruimte; heelal)
    der Weltraum; Weltall; All; Universum
  2. de ruimte (aparte vergaderruimte)
    der Raum; Gruppenraum
  3. de ruimte
    der Raum
    • Raum [der ~] nomen

Translation Matrix for ruimte:

NounRelated TranslationsOther Translations
All heelal; ruimte; universum; wereldruimte
Raum aparte vergaderruimte; ruimte faciliteit; grote kamer; kamer; ruimte in een gebouw; vertrek; vertrekken; zaal
Universum heelal; ruimte; universum; wereldruimte
Weltall heelal; ruimte; universum; wereldruimte
Weltraum heelal; ruimte; universum; wereldruimte buitenatmosferische ruimte; wereldruimten
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Gruppenraum aparte vergaderruimte; ruimte

Related Words for "ruimte":


Synonyms for "ruimte":


Related Definitions for "ruimte":

  1. wat om de aarde heen is1
    • de raket werd de ruimte in geschoten1
  2. plaats met muren er omheen1
    • de kantine is een grote ruimte1
  3. plaats waar je kunt zijn1
    • in de bus is ruimte voor dertig passagiers1

Wiktionary Translations for ruimte:

ruimte
noun
  1. beschikbare uitgestrektheid
  2. vertrek, kamer
  3. heelal
ruimte
noun
  1. ohne Plural: verfügbarer Raum

Cross Translation:
FromToVia
ruimte Raum; Platz room — space
ruimte Raum; Zimmer room — division in a building
ruimte Raum; Platz space — physical extent in two or three dimensions
ruimte Weltraum; All; Weltall space — area beyond atmosphere of planets
ruimte Leerraum; Gelass; Raum espace — typo|fr Petites pièces de fonte, plus basses que la lettre qui servir à séparer les mots l’un de l’autre.
ruimte Ort; Fleck; Platz; Stätte; Stelle; Terrain lieuportion de l’espace, soit prise en elle-même, soit considérée par rapport à ce qui l’occuper.
ruimte Dorf; Ort; Wohnort; Fleck; Platz; Stätte; Stelle; Terrain localitélieu habité.
ruimte Posten; Stätte; Terrain placelieu, endroit, espace qu’occuper ou que peut occuper une personne, une chose.