Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. schoonmaakster:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schoonmaakster from Dutch to German

schoonmaakster:

schoonmaakster [de ~ (v)] nomen

  1. de schoonmaakster (hulp in de huishouding; werkster; hulp)
  2. de schoonmaakster (poetsvrouw; werkster; hulp)
    der Gebäudereiniger; die Putzfrau; die Hilfe

Translation Matrix for schoonmaakster:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gebäudereiniger hulp; poetsvrouw; schoonmaakster; werkster
Haushaltsaushilfskraft hulp; hulp in de huishouding; schoonmaakster; werkster
Haushaltshilfe hulp; hulp in de huishouding; schoonmaakster; werkster bodes; dienaars; dienstbodes; hulp in het huishouden; meiden; onderdanen
Hilfe hulp; poetsvrouw; schoonmaakster; werkster assistent; assistentie; bijstand; dienstbetoon; handreiking; help; helper; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulpverlening; knecht; maatschappelijk werk; maatschappelijke hulpverlening; ondersteuning; online-Help; secondant; steun; steunpilaar; steunuitkering; support; toeverlaat
Putzfrau hulp; poetsvrouw; schoonmaakster; werkster

Related Words for "schoonmaakster":

  • schoonmaaksters

Wiktionary Translations for schoonmaakster:


Cross Translation:
FromToVia
schoonmaakster Putzfrau charwoman — awoman employed to do housework

External Machine Translations: