Dutch
Detailed Translations for shampooën from Dutch to German
shampooën:
-
shampooën (met shampoo wassen; shamponeren)
schamponieren; schampunieren-
schamponieren verb (schamponiere, schamponierst, schamponiert, schamponierte, schamponiertet, schamponiert)
-
schampunieren verb (schampuniere, schampunierst, schampuniert, schampunierte, schampuniertet, schampuniert)
-
Conjugations for shampooën:
o.t.t.
- schampoo
- schampoot
- schampoot
- schampooen
- schampooen
- schampooen
o.v.t.
- schampoode
- schampoode
- schampoode
- schampooden
- schampooden
- schampooden
v.t.t.
- heb geshampood
- hebt geshampood
- heeft geshampood
- hebben geshampood
- hebben geshampood
- hebben geshampood
v.v.t.
- had geshampood
- had geshampood
- had geshampood
- hadden geshampood
- hadden geshampood
- hadden geshampood
o.t.t.t.
- zal shampooën
- zult shampooën
- zal shampooën
- zullen shampooën
- zullen shampooën
- zullen shampooën
o.v.t.t.
- zou shampooën
- zou shampooën
- zou shampooën
- zouden shampooën
- zouden shampooën
- zouden shampooën
en verder
- ben geshampood
- bent geshampood
- is geshampood
- zijn geshampood
- zijn geshampood
- zijn geshampood
diversen
- schampoo!
- schampoot!
- geshampood
- shampoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for shampooën:
Verb | Related Translations | Other Translations |
schamponieren | met shampoo wassen; shamponeren; shampooën | |
schampunieren | met shampoo wassen; shamponeren; shampooën |
Wiktionary Translations for shampooën:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• shampooën | → schamponieren | ↔ shampoo — to wash hair with shampoo |