Summary
Dutch to German: more detail...
- slurpen:
-
Wiktionary:
- slurpen → schlürfen
- slurpen → aufsaugen, einsaugen, schlürfen, einschlürfen, absorbieren, in Anspruch nehmen, gefangen nehmen, fesseln, sorbieren, aufnehmen
Dutch
Detailed Translations for slurp from Dutch to German
slurpen:
Conjugations for slurpen:
o.t.t.
- slurp
- slurpt
- slurpt
- slurpen
- slurpen
- slurpen
o.v.t.
- slurpte
- slurpte
- slurpte
- slurpten
- slurpten
- slurpten
v.t.t.
- heb geslurpt
- hebt geslurpt
- heeft geslurpt
- hebben geslurpt
- hebben geslurpt
- hebben geslurpt
v.v.t.
- had geslurpt
- had geslurpt
- had geslurpt
- hadden geslurpt
- hadden geslurpt
- hadden geslurpt
o.t.t.t.
- zal slurpen
- zult slurpen
- zal slurpen
- zullen slurpen
- zullen slurpen
- zullen slurpen
o.v.t.t.
- zou slurpen
- zou slurpen
- zou slurpen
- zouden slurpen
- zouden slurpen
- zouden slurpen
en verder
- ben geslurpt
- bent geslurpt
- is geslurpt
- zijn geslurpt
- zijn geslurpt
- zijn geslurpt
diversen
- slurp!
- slurpt!
- geslurpt
- slurpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slurpen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
saugen | lurken; slurpen; zuigen | afzuigen; fellatio doen; lurken; pijpen; sabbelen; stofzuigen; zuigen |
schlucken | lurken; slurpen; zuigen | aannemen; aanvaarden; accepteren; bikken; binnenkrijgen; bunkeren; cadeau aannemen; consumeren; doorslikken; eten; incorporeren; inlijven; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opnemen in groter geheel; opslokken; schransen; schrokken; slikken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen; zwelgen |
schlürfen | lurken; slorpen; slurpen; zuigen | genieten van; in zich opnemen; langzaam drinken; nippen |
Wiktionary Translations for slurpen:
slurpen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slurpen | → aufsaugen; einsaugen; schlürfen; einschlürfen; absorbieren; in Anspruch nehmen; gefangen nehmen; fesseln; sorbieren; aufnehmen | ↔ absorber — faire pénétrer en soi, s’assimiler. |