Dutch

Detailed Translations for stel from Dutch to German

stel:

stel [het ~] nomen

  1. het stel (groep van twee of meer; koppel; span)
    Paar; Gespann; die Gruppe von zwei oder mehr
  2. het stel (opeenhoping; verzameling; accumulatie; )
    die Menge; die Ansammlung; die Häufung; der Haufen
  3. het stel (stelletje; paar; koppel)

Translation Matrix for stel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ansammlung accumulatie; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling accumulatie; bende; bijeenbrenging; groep; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; samenscholing; stapel; troep; verzameling
Gespann groep van twee of meer; koppel; span; stel
Gruppe von zwei oder mehr groep van twee of meer; koppel; span; stel
Haufen accumulatie; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling accumulatie; bende; berg; bijeenbrenging; boel; clan; drom; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; hopen; horde; kluit; kudde; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schaar; schare; stapel; stapeling; stapels; troep; verzameling
Häufung accumulatie; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling accumulatie; bijeenbrenging; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel; verzameling
Menge accumulatie; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling aantal; aardig wat; accumulatie; bende; benoemde set; berg; boel; drom; groot en dik stuk; grote hoeveelheid; heleboel; hoeveelheid; homp; hoop; horde; kluit; kudde; kwantiteit; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; overvloed; partij; samenkomst; schaar; schare; set; stapel; toeloop; troep
Paar groep van twee of meer; koppel; paar; span; stel; stelletje koppel; levenspaar; paar; twee personen; twee stuks; tweetal
zwei Personen die zusammen gehören koppel; paar; stel; stelletje
- paar

Related Words for "stel":


Synonyms for "stel":


Antonyms for "stel":


Related Definitions for "stel":

  1. twee bij elkaar1
    • die twee vrienden vormen een leuk stel1
  2. groep mensen of voorwerpen1
    • ik heb een stel boeken verkocht1

Wiktionary Translations for stel:


Cross Translation:
FromToVia
stel Paar couple — two partners
stel Paar; Pärchen pair — two people in some relationship
stel Paar pairedeux choses de même espèce, qui aller nécessairement ou ordinairement ensemble.

stellen:

stellen verb (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)

  1. stellen (poneren; naar voren brengen; opperen)
    vorbringen; postulieren; annehmen
    • vorbringen verb (bringe vor, bringst vor, bringt vor, brachte vor, brachtet vor, vorgebracht)
    • postulieren verb (postuliere, postulierst, postuliert, postulierte, postuliertet, postuliert)
    • annehmen verb (nehme an, nimmst an, nimmt an, nahm an, nahmt an, angenommen)
  2. stellen (pretenderen; beweren; verklaren; voorgeven)
    behaupten; prätendieren
    • behaupten verb (behaupte, behauptest, behauptet, behauptete, behauptetet, behauptet)
    • prätendieren verb (prätendiere, prätendierst, prätendiert, prätendierte, prätendiertet, prätendiert)

Conjugations for stellen:

o.t.t.
  1. stel
  2. stelt
  3. stelt
  4. stellen
  5. stellen
  6. stellen
o.v.t.
  1. stelde
  2. stelde
  3. stelde
  4. stelden
  5. stelden
  6. stelden
v.t.t.
  1. heb gesteld
  2. hebt gesteld
  3. heeft gesteld
  4. hebben gesteld
  5. hebben gesteld
  6. hebben gesteld
v.v.t.
  1. had gesteld
  2. had gesteld
  3. had gesteld
  4. hadden gesteld
  5. hadden gesteld
  6. hadden gesteld
o.t.t.t.
  1. zal stellen
  2. zult stellen
  3. zal stellen
  4. zullen stellen
  5. zullen stellen
  6. zullen stellen
o.v.t.t.
  1. zou stellen
  2. zou stellen
  3. zou stellen
  4. zouden stellen
  5. zouden stellen
  6. zouden stellen
en verder
  1. ben gesteld
  2. bent gesteld
  3. is gesteld
  4. zijn gesteld
  5. zijn gesteld
  6. zijn gesteld
diversen
  1. stel!
  2. stelt!
  3. gesteld
  4. stellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stellen [het ~] nomen

  1. het stellen (poneren)
    Setzen; Annehmen

Translation Matrix for stellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Annehmen poneren; stellen aannemen; aanvaarden; absorberen; acceptatie; accepteren; adopteren; betekenis; opnemen; vermoeden; veronderstellen; veronderstelling
Setzen poneren; stellen zetsels; zetten; zetwerk; zetwerken
VerbRelated TranslationsOther Translations
annehmen naar voren brengen; opperen; poneren; stellen aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; adopteren; beantwoorden; bedoelen; beogen; betogen; cadeau aannemen; demonstreren; geloven; gissen; gissing maken; in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opnemen; opstrijken; opvangen; postuleren; raden; ten doel hebben; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen
behaupten beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven betogen; demonstreren; iemand staande houden
postulieren naar voren brengen; opperen; poneren; stellen postuleren; vooronderstellen
prätendieren beweren; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven aanmatigen; toeëigenen; zich aanmatigen; zich verbeelden
vorbringen naar voren brengen; opperen; poneren; stellen aanbevelen; aandragen; aanraden; aanvoeren; fabriceren; iemand recommanderen; iets in te brengen hebben; inbrengen; maken; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; produceren; vervaardigen; voordragen; voortbrengen
- beweren

Related Words for "stellen":


Synonyms for "stellen":


Antonyms for "stellen":


Related Definitions for "stellen":

  1. zeggen dat het zo is1
    • hij stelde dat de zon om de maan draait1
  2. bepalen1
    • ze stellen er wel voorwaarden aan1
  3. er genoegen mee nemen1
    • je moet het een week zonder mijn hulp stellen1
  4. het aannemen1
    • stel, dat je morgen weg mag1
  5. het of hem plaatsen1
    • je stelt me voor een groot probleem1

Wiktionary Translations for stellen:

stellen
verb
  1. doen staan
  2. beweren, verklaren
  3. in staat stellen
stellen
verb
  1. senkrecht, mit den Fuß den Boden, einen bestimmten Platz oder Gegenstand berührend, in eine bestimmte oder übliche Position bringen

Cross Translation:
FromToVia
stellen setzen; stellen; legen; tun put — to place something somewhere
stellen stellen; abstellen; hinstellen; aufstellen stand — to place in an upright or standing position
stellen anwenden; benutzen; brauchen; gebrauchen; verwenden; verwerten; antun; anziehen; auflegen; anlegen; legen; setzen; stecken; stellen; applizieren; verabreichen; auftragen; anbringen; beifügen appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
stellen posieren; legen; setzen; stecken; stellen; bauen; aufbauen; erbauen; konstruieren; einführen; einrichten; einsetzen; installieren; machen; tun; bereiten poserplacer, mettre sur quelque chose.
stellen redigieren; stilisieren rédigermettre par écrit, en bon ordre, dans un style clair et convenable, des lois, des règlements, des décisions, des résolutions prises dans une assemblée, ou les matériaux d’un ouvrage, ou les idées fournir en commun pour quelque écrire
stellen vermuten; voraussetzen supposer — Poser une chose pour établie (sens général)
stellen annehmen; unterstellen supposer — Former une conjecture

Related Translations for stel