Summary
Dutch to German: more detail...
- stillen:
-
Wiktionary:
- stillen → besänftigen
- stillen → besänftigen, dämpfen, züchtigen
Dutch
Detailed Translations for stillen from Dutch to German
stillen:
Conjugations for stillen:
o.t.t.
- stil
- stilt
- stilt
- stillen
- stillen
- stillen
o.v.t.
- stilde
- stilde
- stilde
- stilden
- stilden
- stilden
v.t.t.
- heb gestild
- hebt gestild
- heeft gestild
- hebben gestild
- hebben gestild
- hebben gestild
v.v.t.
- had gestild
- had gestild
- had gestild
- hadden gestild
- hadden gestild
- hadden gestild
o.t.t.t.
- zal stillen
- zult stillen
- zal stillen
- zullen stillen
- zullen stillen
- zullen stillen
o.v.t.t.
- zou stillen
- zou stillen
- zou stillen
- zouden stillen
- zouden stillen
- zouden stillen
en verder
- ben gestild
- bent gestild
- is gestild
- zijn gestild
- zijn gestild
- zijn gestild
diversen
- stil!
- stilt!
- gestild
- stillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stillen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Blut stillen | stelpen; stillen | |
löschen | lessen; stillen | blussen; diskwalificeren; doven; lossen; royeren; smoren; uitblussen; uitdoven; uitladen; uitschakelen; uitsluiten; verwijderen |
stillen | lessen; stelpen; stillen | een baby zogen; tevreden stellen; vergenoegen; verzadigen; zich de buik vol eten; zogen |
External Machine Translations: