Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. terugvinden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugvinden from Dutch to German

terugvinden:

terugvinden verb (vind terug, vindt terug, vond terug, vonden terug, terugevonden)

  1. terugvinden (hervinden)
    zurückfinden; wiederfinden
    • zurückfinden verb (finde zurück, findest zurück, findet zurück, fand zurück, fandet zurück, zurückgefunden)
    • wiederfinden verb (wiederfinde, wiederfindest, wiederfindet, wiederfand, wiederfandet, widerfunden)

Conjugations for terugvinden:

o.t.t.
  1. vind terug
  2. vindt terug
  3. vindt terug
  4. vinden terug
  5. vinden terug
  6. vinden terug
o.v.t.
  1. vond terug
  2. vond terug
  3. vond terug
  4. vonden terug
  5. vonden terug
  6. vonden terug
v.t.t.
  1. heb terugevonden
  2. hebt terugevonden
  3. heeft terugevonden
  4. hebben terugevonden
  5. hebben terugevonden
  6. hebben terugevonden
v.v.t.
  1. had terugevonden
  2. had terugevonden
  3. had terugevonden
  4. hadden terugevonden
  5. hadden terugevonden
  6. hadden terugevonden
o.t.t.t.
  1. zal terugvinden
  2. zult terugvinden
  3. zal terugvinden
  4. zullen terugvinden
  5. zullen terugvinden
  6. zullen terugvinden
o.v.t.t.
  1. zou terugvinden
  2. zou terugvinden
  3. zou terugvinden
  4. zouden terugvinden
  5. zouden terugvinden
  6. zouden terugvinden
en verder
  1. ben terugevonden
  2. bent terugevonden
  3. is terugevonden
  4. zijn terugevonden
  5. zijn terugevonden
  6. zijn terugevonden
diversen
  1. vind terug!
  2. vindt terug!
  3. terugevonden
  4. terugvindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugvinden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
wiederfinden hervinden; terugvinden
zurückfinden hervinden; terugvinden

Wiktionary Translations for terugvinden:


Cross Translation:
FromToVia
terugvinden finden; auffinden retrouver — Trouver de nouveau. / Recouvrer, récupérer.