Dutch
Detailed Translations for toetsend from Dutch to German
toetsend form of toetsen:
-
toetsen (examineren; testen; overhoren)
prüfen; testen; überprüfen; kontrollieren; nachsehen; nachprüfen; examinieren; abhören-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
toetsen (uittesten; testen; uitproberen)
prüfen; überprüfen; testen; ausprobieren; nachprüfen; experimentieren; erproben-
ausprobieren verb (probiere aus, probierst aus, probiert aus, probierte aus, probiertet aus, ausprobiert)
-
experimentieren verb (experimentiere, experimentierst, experimentiert, experimentierte, experimentiertet, experimentiert)
Conjugations for toetsen:
o.t.t.
- toets
- toetst
- toetst
- toetsen
- toetsen
- toetsen
o.v.t.
- toetste
- toetste
- toetste
- toetsten
- toetsten
- toetsten
v.t.t.
- heb getoetst
- hebt getoetst
- heeft getoetst
- hebben getoetst
- hebben getoetst
- hebben getoetst
v.v.t.
- had getoetst
- had getoetst
- had getoetst
- hadden getoetst
- hadden getoetst
- hadden getoetst
o.t.t.t.
- zal toetsen
- zult toetsen
- zal toetsen
- zullen toetsen
- zullen toetsen
- zullen toetsen
o.v.t.t.
- zou toetsen
- zou toetsen
- zou toetsen
- zouden toetsen
- zouden toetsen
- zouden toetsen
en verder
- ben getoetst
- bent getoetst
- is getoetst
- zijn getoetst
- zijn getoetst
- zijn getoetst
diversen
- toets!
- toetst!
- getoetst
- toetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toetsen:
Related Words for "toetsen":
External Machine Translations: