Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. toewerpen:


Dutch

Detailed Translations for toewerpen from Dutch to German

toewerpen:

toewerpen verb (werp toe, werpt toe, wierp toe, wierpen toe, toegeworpen)

  1. toewerpen
    zuwerfen; zuschütten
    • zuwerfen verb (werfe zu, wirfst zu, wirft zu, warf zu, warft zu, zugeworfen)
    • zuschütten verb (schütte zu, schüttest zu, schüttet zu, schüttete zu, schüttetet zu, zugeschüttet)

Conjugations for toewerpen:

o.t.t.
  1. werp toe
  2. werpt toe
  3. werpt toe
  4. werpen toe
  5. werpen toe
  6. werpen toe
o.v.t.
  1. wierp toe
  2. wierp toe
  3. wierp toe
  4. wierpen toe
  5. wierpen toe
  6. wierpen toe
v.t.t.
  1. heb toegeworpen
  2. hebt toegeworpen
  3. heeft toegeworpen
  4. hebben toegeworpen
  5. hebben toegeworpen
  6. hebben toegeworpen
v.v.t.
  1. had toegeworpen
  2. had toegeworpen
  3. had toegeworpen
  4. hadden toegeworpen
  5. hadden toegeworpen
  6. hadden toegeworpen
o.t.t.t.
  1. zal toewerpen
  2. zult toewerpen
  3. zal toewerpen
  4. zullen toewerpen
  5. zullen toewerpen
  6. zullen toewerpen
o.v.t.t.
  1. zou toewerpen
  2. zou toewerpen
  3. zou toewerpen
  4. zouden toewerpen
  5. zouden toewerpen
  6. zouden toewerpen
en verder
  1. ben toegeworpen
  2. bent toegeworpen
  3. is toegeworpen
  4. zijn toegeworpen
  5. zijn toegeworpen
  6. zijn toegeworpen
diversen
  1. werp toe!
  2. werpt toe!
  3. toegeworpen
  4. toewerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toewerpen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
zuschütten toewerpen dichtgooien
zuwerfen toewerpen dichtgooien; dichtslaan; dichtwerpen