Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitgekiend:
  2. uitkienen:


Dutch

Detailed Translations for uitgekiend from Dutch to German

uitgekiend:

uitgekiend adj

  1. uitgekiend (spitsvondig; scherpzinnig)

Translation Matrix for uitgekiend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
clever scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend adrem; bijdehand; clever; gevat; kien; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen
gerissen scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; boefachtig; boosaardig; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; gescheurd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; kien; leep; link; listig; pienter; raak; schrander; schurkachtig; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vals
listig scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend achterbaks; arglistig; boefachtig; boosaardig; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kien; leep; link; listig; pienter; schrander; schurkachtig; slim; slinks; sluw; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vals
pfiffig scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend adrem; behendig; bekwaam; bij de pinken; bijdehand; clever; geestig; gehaaid; geinig; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; grappig; handig; kien; knap; koddig; komiek; komisch; kundig; lachwekkend; leep; leuk; leuk om te zien; lollig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig
spitzfindig scherpzinnig; spitsvondig; uitgekiend adrem; arglistig; behendig; bekwaam; bijdehand; clever; doortrapt; geraffineerd; geslepen; gevat; handig; kien; kundig; leep; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snugger; sofistisch; uitgeslapen; vaardig

Related Words for "uitgekiend":

  • uitgekiende

uitgekiend form of uitkienen:

uitkienen verb (kien uit, kient uit, kiende uit, kienden uit, uitgekiend)

  1. uitkienen (uitknobbelen; uitdenken; uitdokteren)
    ausknobeln; sich ausdenken
    • ausknobeln verb (knobele aus, knobelst aus, knobelt aus, knobelte aus, knobeltet aus, ausgeknobelt)
    • sich ausdenken verb (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)

Conjugations for uitkienen:

o.t.t.
  1. kien uit
  2. kient uit
  3. kient uit
  4. kienen uit
  5. kienen uit
  6. kienen uit
o.v.t.
  1. kiende uit
  2. kiende uit
  3. kiende uit
  4. kienden uit
  5. kienden uit
  6. kienden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekiend
  2. hebt uitgekiend
  3. heeft uitgekiend
  4. hebben uitgekiend
  5. hebben uitgekiend
  6. hebben uitgekiend
v.v.t.
  1. had uitgekiend
  2. had uitgekiend
  3. had uitgekiend
  4. hadden uitgekiend
  5. hadden uitgekiend
  6. hadden uitgekiend
o.t.t.t.
  1. zal uitkienen
  2. zult uitkienen
  3. zal uitkienen
  4. zullen uitkienen
  5. zullen uitkienen
  6. zullen uitkienen
o.v.t.t.
  1. zou uitkienen
  2. zou uitkienen
  3. zou uitkienen
  4. zouden uitkienen
  5. zouden uitkienen
  6. zouden uitkienen
en verder
  1. ben uitgekiend
  2. bent uitgekiend
  3. is uitgekiend
  4. zijn uitgekiend
  5. zijn uitgekiend
  6. zijn uitgekiend
diversen
  1. kien uit!
  2. kient uit!
  3. uitgekiend
  4. uitkienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkienen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausknobeln uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen dobbelen; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; rafels loslaten; tot een oplossing brengen; uitrafelen
sich ausdenken uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; plannen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen