Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitlopers:


Dutch

Detailed Translations for uitlopers from Dutch to German

uitlopers:

uitlopers [de ~] nomen, plural

  1. de uitlopers (nieuwe twijgen; knoppen; scheuten)
    der Böcke; der Sessel; der Reisig; der Ausläufer

Translation Matrix for uitlopers:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausläufer knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers barkrukken; rank; ranken
Böcke knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers barkrukken; keusteunen
Reisig knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers rijshout; sprokkelhout
Sessel knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers banken; crapaud; fauteuil; gestoelte; luie stoel; makkelijke stoel; stoel; stoelen; zetel; zetels; zitbanken; zitplaats