Dutch
Detailed Translations for uitstoot from Dutch to German
uitstoot:
-
de uitstoot (emissie)
-
de uitstoot (ontslaan van werknemers; ontslag)
-
de uitstoot (uitstoting)
Translation Matrix for uitstoot:
uitstoot form of uitstoten:
-
uitstoten (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen)
-
uitstoten (lozen; afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitwerpen)
ausstoßen; ausscheiden-
ausscheiden verb (scheide aus, scheidest aus, scheidet aus, scheidete aus, scheidetet aus, asugescheidet)
Conjugations for uitstoten:
o.t.t.
- stoot uit
- stoot uit
- stoot uit
- stoten uit
- stoten uit
- stoten uit
o.v.t.
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
v.t.t.
- ben uitgestoten
- bent uitgestoten
- is uitgestoten
- zijn uitgestoten
- zijn uitgestoten
- zijn uitgestoten
v.v.t.
- was uitgestoten
- was uitgestoten
- was uitgestoten
- waren uitgestoten
- waren uitgestoten
- waren uitgestoten
o.t.t.t.
- zal uitstoten
- zult uitstoten
- zal uitstoten
- zullen uitstoten
- zullen uitstoten
- zullen uitstoten
o.v.t.t.
- zou uitstoten
- zou uitstoten
- zou uitstoten
- zouden uitstoten
- zouden uitstoten
- zouden uitstoten
diversen
- stoot uit!
- stoot uit!
- uitgestoten
- uitstotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitstoten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ausscheiden | afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen | afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; ermee uitscheiden; eruitstappen; heengaan; ontslag nemen; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitgooien; uitscheiden; uittreden; uitwerpen; verlaten; vertrekken; zich terugtrekken |
ausstossen | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen | |
ausstoßen | afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen | |
verbannen | bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen |