Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. vaartuigen:
  2. vaartuig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vaartuigen from Dutch to German

vaartuigen:

vaartuigen [de ~] nomen, plural

  1. de vaartuigen (schepen; boten; schuiten; schuitjes)
    Schiffe; Schiffchen; der Kähne; der Dampfer

Translation Matrix for vaartuigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Dampfer boten; schepen; schuiten; schuitjes; vaartuigen stoomboot; stoomboten; stoomschepen; stoomschip
Kähne boten; schepen; schuiten; schuitjes; vaartuigen kanen; roeiboten
Schiffchen boten; schepen; schuiten; schuitjes; vaartuigen bootjes; scheepjes; schuitjes; weefspoelen
Schiffe boten; schepen; schuiten; schuitjes; vaartuigen bootjes; scheepjes; schuitjes

Related Words for "vaartuigen":


vaartuig:

vaartuig [de ~] nomen

  1. de vaartuig (boot; schip; schuit; )
    Fahrzeug

Translation Matrix for vaartuig:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fahrzeug boot; scheepje; schip; schuit; schuitje; stoomschip; vaartuig auto; kar; vehikel; voertuig; wagen

Related Words for "vaartuig":


Wiktionary Translations for vaartuig:

vaartuig
noun
  1. een vervoermiddel voor vervoer over wateroppervlakten

Cross Translation:
FromToVia
vaartuig Schiff; Boot vessel — craft
vaartuig Schiff; Boot; Kahn bateau — Ouvrage flottant destiné à la navigation
vaartuig Schiff navirebâtiment qui sert à naviguer sur mer.