Summary
Dutch to German: more detail...
- vasthoudend:
- vasthouden:
-
Wiktionary:
- vasthouden → festhalten
- vasthouden → halten, aufhalten, verhalten
Dutch
Detailed Translations for vasthoudend from Dutch to German
vasthoudend:
-
vasthoudend (onwrikbaar; standvastig; volhardend; onwankelbaar; pal)
standhaft; sicher; beständig; beharrlich; eisern; ausdauernd; hartnäckig; unerschütterlich-
standhaft adj
-
sicher adj
-
beständig adj
-
beharrlich adj
-
eisern adj
-
ausdauernd adj
-
hartnäckig adj
-
unerschütterlich adj
-
Translation Matrix for vasthoudend:
Related Words for "vasthoudend":
vasthouden:
-
vasthouden (niet laten gaan)
-
vasthouden (detineren; gevangenhouden; in hechtenis houden)
verhaften; in Haft behalten; internieren; einschließen; festhalten; einsperren; verschließen; festsetzen; einpferchen; gefangen halten-
in Haft behalten verb
-
einschließen verb (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
-
einpferchen verb (pferche ein, pferchst ein, pfercht ein, pferchte ein, pferchtet ein, eingepfercht)
-
gefangen halten verb
-
vasthouden (vastklemmen; knellen; vastknellen)
Conjugations for vasthouden:
o.t.t.
- houd vast
- houdt vast
- houdt vast
- houden vast
- houden vast
- houden vast
o.v.t.
- hield vast
- hield vast
- hield vast
- hielden vast
- hielden vast
- hielden vast
v.t.t.
- heb vastgehouden
- hebt vastgehouden
- heeft vastgehouden
- hebben vastgehouden
- hebben vastgehouden
- hebben vastgehouden
v.v.t.
- had vastgehouden
- had vastgehouden
- had vastgehouden
- hadden vastgehouden
- hadden vastgehouden
- hadden vastgehouden
o.t.t.t.
- zal vasthouden
- zult vasthouden
- zal vasthouden
- zullen vasthouden
- zullen vasthouden
- zullen vasthouden
o.v.t.t.
- zou vasthouden
- zou vasthouden
- zou vasthouden
- zouden vasthouden
- zouden vasthouden
- zouden vasthouden
en verder
- ben vastgehouden
- bent vastgehouden
- is vastgehouden
- zijn vastgehouden
- zijn vastgehouden
- zijn vastgehouden
diversen
- houd vast!
- houdt vast!
- vastgehouden
- vasthoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vasthouden:
Wiktionary Translations for vasthouden:
vasthouden
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vasthouden | → halten | ↔ hold — to grasp |
• vasthouden | → halten; aufhalten; verhalten | ↔ tenir — Avoir en main, entre les bras, de manière à ne pas laisser aller. |