Dutch
Detailed Translations for verstoren from Dutch to German
verstoren:
-
verstoren (vertoornen)
-
verstoren
Conjugations for verstoren:
o.t.t.
- verstoor
- verstoort
- verstoort
- verstoren
- verstoren
- verstoren
o.v.t.
- verstoorde
- verstoorde
- verstoorde
- verstoorden
- verstoorden
- verstoorden
v.t.t.
- heb verstoord
- hebt verstoord
- heeft verstoord
- hebben verstoord
- hebben verstoord
- hebben verstoord
v.v.t.
- had verstoord
- had verstoord
- had verstoord
- hadden verstoord
- hadden verstoord
- hadden verstoord
o.t.t.t.
- zal verstoren
- zult verstoren
- zal verstoren
- zullen verstoren
- zullen verstoren
- zullen verstoren
o.v.t.t.
- zou verstoren
- zou verstoren
- zou verstoren
- zouden verstoren
- zouden verstoren
- zouden verstoren
diversen
- verstoor!
- verstoort!
- verstoord
- verstorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verstoren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hindern | verstoren; vertoornen | afbreken; afhouden; belemmeren; beletten; chicaneren; doen mislukken; doen ophouden; een stokje steken voor; ervanaf houden; hinderen; kleinzielig gedragen; onderbreken; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen; voorkomen; voorkómen; weerhouden |
stören | verstoren; vertoornen | afbreken; belemmeren; beletten; doen ophouden; ergeren; hinderen; irriteren; obstructie plegen; onderbreken; onmogelijk maken; op de zenuwen werken; storen; verhinderen; vervelen; voorkomen; voorkómen |
verstimmen | verstoren; vertoornen | ontstemmen |
Wiktionary Translations for verstoren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verstoren | → verwirren | ↔ disconcert — bring into confusion |
• verstoren | → vereiteln; stören | ↔ disconcert — frustrate |
• verstoren | → stören | ↔ disturb — confuse or irritate |
• verstoren | → umstoßen; stürzen; umwerfen | ↔ upset — disturb, disrupt, unfavorably alter |
• verstoren | → beengen; behindern; belästigen; genieren; stören; lästig werden | ↔ déranger — Traductions à trier suivant le sens |
• verstoren | → behindern; stören; beengen | ↔ gêner — Causer de la gêne |