Summary
Dutch to German: more detail...
- verstreken:
- verstrijken:
-
Wiktionary:
- verstrijken → verstreichen
- verstrijken → ablaufen, erlöschen, verfallen
Dutch
Detailed Translations for verstreken from Dutch to German
verstreken:
Translation Matrix for verstreken:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
beendet | beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij | af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij |
fällig | beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij | |
um | beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij | om |
verstrichen | beëindigd; verlopen; verstreken; vervallen; voorbij |
verstrijken:
-
verstrijken (voorbijgaan; verlopen; vervallen; vergaan; aflopen)
Conjugations for verstrijken:
o.t.t.
- verstrijk
- verstrijkt
- verstrijkt
- verstrijken
- verstrijken
- verstrijken
o.v.t.
- verstreek
- verstreek
- verstreek
- verstreken
- verstreken
- verstreken
v.t.t.
- ben verstreken
- bent verstreken
- is verstreken
- zijn verstreken
- zijn verstreken
- zijn verstreken
v.v.t.
- was verstreken
- was verstreken
- was verstreken
- waren verstreken
- waren verstreken
- waren verstreken
o.t.t.t.
- zal verstrijken
- zult verstrijken
- zal verstrijken
- zullen verstrijken
- zullen verstrijken
- zullen verstrijken
o.v.t.t.
- zou verstrijken
- zou verstrijken
- zou verstrijken
- zouden verstrijken
- zouden verstrijken
- zouden verstrijken
diversen
- verstrijk!
- verstrijkt!
- verstreken
- verstrijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verstrijken (vervallen)
Translation Matrix for verstrijken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Verfallen | verstrijken; vervallen | |
Verstreichen | verstrijken; vervallen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ablaufen | aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan | aflopen; eindigen; ten einde lopen; uitrazen; uitwoeden |
vergehen | aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan | achteruitgaan; bezwijken; instorten; ten onder gaan; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verkommeren; verongelukken; verrotten; verteren; vervallen; wegrotten; zinken |
verstreichen | aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan | |
vorbei gehen | aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan |
Wiktionary Translations for verstrijken:
verstrijken
Cross Translation:
verb
-
het verlopen van een tijdslimiet
- verstrijken → verstreichen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verstrijken | → ablaufen; erlöschen; verfallen | ↔ expire — become invalid |
External Machine Translations: