Dutch

Detailed Translations for verzettend from Dutch to German

verzettend form of verzetten:

verzetten verb (verzet, verzette, verzetten, verzet)

  1. verzetten (tegenspartelen; protesteren; tegenstribbelen)
    sich widersetzen; wehren; abwehren; sich wehren; sich sträuben
    • sich widersetzen verb (widersetze mich, widersetzt dich, widersetzt sich, widersetzte sich, widersetztet euch, sich widersetzt)
    • wehren verb (wehre, wehrst, wehrt, wehrte, wehrtet, gewehrt)
    • abwehren verb (wehre ab, wehrst ab, wehrt ab, wehrte ab, wehrtet ab, abgewehrt)
    • sich wehren verb (wehre mich, wehrst dich, wehrt sich, wehrte sich, wehrtet euch, sich gewehrt)
    • sich sträuben verb (sträube mich, sträubst dich, sträubt sich, sträubte sich, sträubtet euch, sich gesträubt)
  2. verzetten (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; )
    verschieben; verlegen; verstellen; verrücken; verschleppen
    • verschieben verb (verschiebe, verschiebst, verschiebt, verschob, verschobt, verschoben)
    • verlegen verb (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)
    • verstellen verb (verstelle, verstellst, verstellt, verstellte, verstelltet, verstellend)
    • verrücken verb (verrücke, verrückst, verrückt, verrückte, verrücktet, verrückt)
    • verschleppen verb (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)
  3. verzetten (plaats maken; verplaatsen; opschuiven)
    versetzen; verschieben; umstellen; verlegen; verstellen; rücken; zusammenrücken; sichversetzen; setzen; verrücken; einrücken; aufrücken; zur Seite rücken
    • versetzen verb (versetze, versetzt, versetzte, versetztet, versetzt)
    • verschieben verb (verschiebe, verschiebst, verschiebt, verschob, verschobt, verschoben)
    • umstellen verb (stelle um, stellst um, stellt um, stellte um, stelltet um, umgestellt)
    • verlegen verb (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)
    • verstellen verb (verstelle, verstellst, verstellt, verstellte, verstelltet, verstellend)
    • rücken verb (rücke, rückst, rückt, rückte, rücktet, gerückt)
    • zusammenrücken verb (rücke zusammen, rückst zusammen, rückt zusammen, rückte zusammen, rücktet zusammen, zusammengerückt)
    • setzen verb (setze, setzt, setzte, setztet, gesetzt)
    • verrücken verb (verrücke, verrückst, verrückt, verrückte, verrücktet, verrückt)
    • einrücken verb (rücke ein, rückst ein, rückt ein, rückte ein, rücktet ein, eingerückt)
    • aufrücken verb (rücke auf, rückst auf, rückt auf, rückte auf, rücktet auf, aufgerückt)
    • zur Seite rücken verb (rücke zur Seite, rückst zur Seite, rückt zur Seite, rückte zur Seite, rücktet zur Seite, zur Seite gerückt)

Conjugations for verzetten:

o.t.t.
  1. verzet
  2. verzet
  3. verzet
  4. verzetten
  5. verzetten
  6. verzetten
o.v.t.
  1. verzette
  2. verzette
  3. verzette
  4. verzetten
  5. verzetten
  6. verzetten
v.t.t.
  1. heb verzet
  2. hebt verzet
  3. heeft verzet
  4. hebben verzet
  5. hebben verzet
  6. hebben verzet
v.v.t.
  1. had verzet
  2. had verzet
  3. had verzet
  4. hadden verzet
  5. hadden verzet
  6. hadden verzet
o.t.t.t.
  1. zal verzetten
  2. zult verzetten
  3. zal verzetten
  4. zullen verzetten
  5. zullen verzetten
  6. zullen verzetten
o.v.t.t.
  1. zou verzetten
  2. zou verzetten
  3. zou verzetten
  4. zouden verzetten
  5. zouden verzetten
  6. zouden verzetten
diversen
  1. verzet!
  2. verzet!
  3. verzet
  4. verzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verzetten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abwehren protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten afhouden; afweren; pareren; terughouden; weren
aufrücken opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten bevorderd worden; bouwen; construeren; hogerop komen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; zich opwerken
einrücken opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; onverwachts langskomen; plaatsen; stationeren; zetten
rücken opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten
setzen opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten achteruitgaan; afnemen; bouwen; construeren; declineren; deponeren; een zet doen; gaan zitten; kelderen; leggen; met aandelen spelen; minder worden; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaatsen; plaatsnemen; speculeren; stationeren; uitbuiken; uitzakken; zakken; zetten; zich neerzetten
sich sträuben protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten
sich wehren protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten afhouden; protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; weren
sich widersetzen protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten
sichversetzen opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten
umstellen opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten iets omdraaien; omkeren; overplaatsen; standplaats veranderen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven
verlegen disloqueren; opschuiven; plaats maken; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten neerleggen; onderuit halen; opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verrücken disloqueren; opschuiven; plaats maken; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; overplaatsen; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verleggen; verschuiven; voor zich uitschuiven
verschieben disloqueren; opschuiven; plaats maken; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschorten; opschuiven; overplaatsen; rekken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; uitstellen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
verschleppen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten verslepen; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
versetzen opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten anders boeken; belenen; overplaatsen; standplaats veranderen; verpanden; verpatsen; verpoten
verstellen disloqueren; opschuiven; plaats maken; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten barricaderen; iets verplaatsen; overplaatsen; standplaats veranderen; verleggen; versperren
wehren protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten afhouden; weren
zur Seite rücken opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten iets verplaatsen; verleggen
zusammenrücken opschuiven; plaats maken; verplaatsen; verzetten inschikken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
verlegen bedeesd; beschroomd; bleu; geremd; ingehouden; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; timide; verlegen

Antonyms for "verzetten":


Related Definitions for "verzetten":

  1. doen of uitvoeren1
    • zij verzetten met elkaar veel werk1
  2. op een andere dag, tijd of plaats zetten1
    • de vergadering is verzet naar dinsdag1
  3. proberen het te laten ophouden of niet door te laten gaan1
    • het onderwijs verzet zich tegen de bezuinigingen1

Wiktionary Translations for verzetten:

verzetten
verb
  1. weerstand bieden aan iets
  2. van de ene op de andere plaats zetten
  3. een zijdelingse beweging maken

Cross Translation:
FromToVia
verzetten zurichten apprêterpréparer, mettre en état.