Dutch

Detailed Translations for vlek from Dutch to German

vlek:

vlek [de ~] nomen

  1. de vlek (smet)
    der Fleck; die Flecken; der Klecks
  2. de vlek (nop; spat; stip; )
    der Fleck; der Klecks
  3. de vlek (vuile plek)
    der Schandfleck; der Fleck; der Flecken; der Klecks

Translation Matrix for vlek:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fleck moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; vuile plek bon; coupon; uitstrijkje; zwabber
Flecken smet; vlek; vuile plek buurtschap; dorp; uitstrijkje; vlekken; zwabber
Klecks moesje; nop; smet; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; vuile plek kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; spat; spatter; uitstrijkje; zwabber
Schandfleck vlek; vuile plek schandmerk; schandvlek; smet; zwarte schaap

Related Words for "vlek":


Related Definitions for "vlek":

  1. plek met een andere kleur dan de omgeving1
    • ze heeft allemaal vlekken op haar huid1
  2. vuile plek1
    • er zit een vlek in je jas1

Wiktionary Translations for vlek:


Cross Translation:
FromToVia
vlek Klecks; Fleck blot — blemish, spot or stain
vlek Fleck spot — stain
vlek Fleck spot — a round or irregular patch of a different color
vlek Fleck stain — discoloured spot or area
vlek Weiler; Dörfchen hameau — En milieu rural, groupe d’habitations à l’écart d’une commune, à laquelle il rattacher administrativement.
vlek Fleck; Klecks tache — Souillure sur quelque chose

vlek form of vlekken:

vlekken [de ~] nomen, plural

  1. de vlekken
    Flecken

vlekken verb (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)

  1. vlekken (smetten; afgeven; bevlekken)
    beschmutzen; leicht schmutzig werden
  2. vlekken (morsen; knoeien; kladden)
    beschmutzen; schweinigeln; beflecken; kleckern; verschmutzen; schmieren; manschen; panschen; beschmieren; verunreinigen; beklecksen
    • beschmutzen verb (beschmutze, beschmutzt, beschmutzte, beschmutztet, beschmutzt)
    • schweinigeln verb (schweinigele, schweinigelst, schweinigelt, schweinigelte, schweinigeltet, geschweinigelt)
    • beflecken verb (beflecke, befleckst, befleckt, befleckte, beflecktet, befleckt)
    • kleckern verb (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)
    • verschmutzen verb (verschmutze, verschmutzt, verschmutzte, verschmutztet, verschmutzt)
    • schmieren verb (schmiere, schmierest, schmieret, schmierete, schmieretet, geschmiert)
    • manschen verb (mansche, manschst, manscht, manschte, manschtet, gemanscht)
    • panschen verb (pansche, panschest, panscht, panschte, panschtet, gepanscht)
    • beschmieren verb (beschmiere, beschmierst, beschmiert, beschmierte, beschmiertet, beschmiert)
    • verunreinigen verb (verunreinige, verunreinigst, verunreinigt, verunreinigte, verunreinigtet, vereinigt)
    • beklecksen verb (bekleckse, bekleckst, bekleckste, bekleckstet, bekleckst)

Conjugations for vlekken:

o.t.t.
  1. vlek
  2. vlekt
  3. vlekt
  4. vlekken
  5. vlekken
  6. vlekken
o.v.t.
  1. vlekte
  2. vlekte
  3. vlekte
  4. vlekten
  5. vlekten
  6. vlekten
v.t.t.
  1. heb gevlekt
  2. hebt gevlekt
  3. heeft gevlekt
  4. hebben gevlekt
  5. hebben gevlekt
  6. hebben gevlekt
v.v.t.
  1. had gevlekt
  2. had gevlekt
  3. had gevlekt
  4. hadden gevlekt
  5. hadden gevlekt
  6. hadden gevlekt
o.t.t.t.
  1. zal vlekken
  2. zult vlekken
  3. zal vlekken
  4. zullen vlekken
  5. zullen vlekken
  6. zullen vlekken
o.v.t.t.
  1. zou vlekken
  2. zou vlekken
  3. zou vlekken
  4. zouden vlekken
  5. zouden vlekken
  6. zouden vlekken
diversen
  1. vlek!
  2. vlekt!
  3. gevlekt
  4. vlekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vlekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Flecken vlekken buurtschap; dorp; smet; uitstrijkje; vlek; vuile plek; zwabber
VerbRelated TranslationsOther Translations
beflecken kladden; knoeien; morsen; vlekken
beklecksen kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
beschmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen
beschmutzen afgeven; bevlekken; kladden; knoeien; morsen; smetten; vlekken bedoezelen; bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
kleckern kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; vergieten
leicht schmutzig werden afgeven; bevlekken; smetten; vlekken
manschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
panschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
schmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken afreizen; doorsmeren; inoliën; invetten; keutelen; kladderen; kliederen; klodderen; neerkladden; oliën; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
schweinigeln kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; rotzooi maken; schuine moppen tappen; troep maken
verschmutzen kladden; knoeien; morsen; vlekken verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
verunreinigen kladden; knoeien; morsen; vlekken bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
beklecksen beklad

Related Words for "vlekken":


External Machine Translations: