Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wapen:
  2. wapenen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wapen from Dutch to German

wapen:

wapen [het ~] nomen

  1. het wapen (strijdmiddel)
    die Waffe; Gewehr; die Knarre; die Pistole

Translation Matrix for wapen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Gewehr strijdmiddel; wapen geweer; schietwapen; vuurmond; vuurwapen
Knarre strijdmiddel; wapen geweer; kinderspeeltje; klepel; kleppel; pistool; rammelaar
Pistole strijdmiddel; wapen geweer; pistool; revolver
Waffe strijdmiddel; wapen geweer; pistool; schietwapen; vuurmond; vuurwapen

Related Words for "wapen":


Related Definitions for "wapen":

  1. voorwerp dat je gebruikt om aan te vallen of te verdedigen1
    • de politie vond het wapen waarmee geschoten was1

Wiktionary Translations for wapen:

wapen
noun
  1. een werktuig van geweld
  2. een wapenschild
wapen
noun
  1. Heraldik: Symbol eines Adelsgeschlechts, einer Stadt, Gebietskörperschaft oder eines Staates, bestehend aus einem Schild und gegebenenfalls weiterem Zubehör
  2. ein technisches Hilfsmittel für die Jagd und den Kampf

Cross Translation:
FromToVia
wapen Waffe; Rüstung; Bewaffnung arm — weapon
wapen Wappen coat of arms — a hereditary design depicted on an escutcheon
wapen Waffe weapon — instrument of attack or defense in combat
wapen Waffe arme — instrument qui sert à attaquer ou à se défendre

wapen form of wapenen:

wapenen verb (wapen, wapent, wapende, wapenden, gewapend)

  1. wapenen (bewapenen)
    bewaffnen
    • bewaffnen verb (bewaffne, bewaffnst, bewaffnt, bewaffnte, bewaffntet, bewaffnet)

Conjugations for wapenen:

o.t.t.
  1. wapen
  2. wapent
  3. wapent
  4. wapenen
  5. wapenen
  6. wapenen
o.v.t.
  1. wapende
  2. wapende
  3. wapende
  4. wapenden
  5. wapenden
  6. wapenden
v.t.t.
  1. heb gewapend
  2. hebt gewapend
  3. heeft gewapend
  4. hebben gewapend
  5. hebben gewapend
  6. hebben gewapend
v.v.t.
  1. had gewapend
  2. had gewapend
  3. had gewapend
  4. hadden gewapend
  5. hadden gewapend
  6. hadden gewapend
o.t.t.t.
  1. zal wapenen
  2. zult wapenen
  3. zal wapenen
  4. zullen wapenen
  5. zullen wapenen
  6. zullen wapenen
o.v.t.t.
  1. zou wapenen
  2. zou wapenen
  3. zou wapenen
  4. zouden wapenen
  5. zouden wapenen
  6. zouden wapenen
diversen
  1. wapen!
  2. wapent!
  3. gewapend
  4. wapenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wapenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bewaffnen bewapenen; wapenen bepantseren; harnassen

Related Words for "wapenen":


Wiktionary Translations for wapenen:


Cross Translation:
FromToVia
wapenen waffnen; bewaffnen; rüsten; ausrüsten; aufrüsten; armieren; bewehren; verstärken armer — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for wapen