Summary
Dutch to German: more detail...
- weekte:
- weken:
-
Wiktionary:
- weken → weichen
- weken → eintauchen
Dutch
Detailed Translations for weekte from Dutch to German
weekte:
-
weekte (slapte)
Translation Matrix for weekte:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schlaffheit | slapte; weekte | dufheid; futloosheid; impotentie; krachteloosheid; laksheid; loomheid; machteloosheid; malaise; matheid; onmacht; onvermogen; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte |
Weiche | slapte; weekte | clementie; compassie; goedertierenheid; invalster; mildheid; spoorwegwissel; substituut; welwillendheid; wissel |
Weichheit | slapte; weekte | clementie; compassie; goedertierenheid; krachteloosheid; laksheid; mildheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; welwillendheid; zachtheid; zwakheid; zwakte |
weken:
-
het weken (inweken)
-
weken (week maken; ontharden; verweken; zachtmaken; in de week zetten)
– in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken 1
Conjugations for weken:
o.t.t.
- week
- weekt
- weekt
- weken
- weken
- weken
o.v.t.
- weekte
- weekte
- weekte
- weekten
- weekten
- weekten
v.t.t.
- heb geweekt
- hebt geweekt
- heeft geweekt
- hebben geweekt
- hebben geweekt
- hebben geweekt
v.v.t.
- had geweekt
- had geweekt
- had geweekt
- hadden geweekt
- hadden geweekt
- hadden geweekt
o.t.t.t.
- zal weken
- zult weken
- zal weken
- zullen weken
- zullen weken
- zullen weken
o.v.t.t.
- zou weken
- zou weken
- zou weken
- zouden weken
- zouden weken
- zouden weken
diversen
- week!
- weekt!
- geweekt
- wekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for weken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Einweichen | inweken; weken | |
Weichen | inweken; weken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aufweichen | in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken | afstomen; afweken; doorweken; losweken; ontharden; verweken; week worden; zachtmaken |
einweichen | in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken | inweken; ontharden; verweken; week worden; zachtmaken |
quellen | in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken | borrelen; in het hoofd opkomen; opwellen; wellen |
Related Words for "weken":
Related Definitions for "weken":
Wiktionary Translations for weken:
weken
Cross Translation:
noun
-
door langdurig in een vloeistof te leggen zacht, plooibaar of beter wasbaar maken
- weken → weichen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weken | → eintauchen | ↔ steep — to soak an item in liquid |