Dutch

Detailed Translations for wijzen from Dutch to German

wijzen:

wijzen verb (wijs, wijst, wees, wezen, gewezen)

  1. wijzen (attenderen)
    aufmerksam machen; hinweisen; benachrichtigen; aufklären; informieren; signalisieren
    • aufmerksam machen verb (mache aufmerksam, machst aufmerksam, macht aufmerksam, machte aufmerksam, machtet aufmerksam, aufmerksam gemacht)
    • hinweisen verb (weise hin, weist hin, wies hin, wiest hin, hingewiesen)
    • benachrichtigen verb (benachrichtige, benachrichtigst, benachrichtigt, benachrichtigte, benachrichtigtet, benachrichtigt)
    • aufklären verb (kläre auf, klärst auf, klärt auf, klärte auf, klärtet auf, aufgeklärt)
    • informieren verb (informiere, informierst, informiert, informierte, informiertet, informiert)
    • signalisieren verb (signalisiere, signalisierst, signalisiert, signalisierte, signalisiertet, signalisiert)
  2. wijzen (iets aanwijzen; aanduiden; indiceren; aangeven)

Conjugations for wijzen:

o.t.t.
  1. wijs
  2. wijst
  3. wijst
  4. wijzen
  5. wijzen
  6. wijzen
o.v.t.
  1. wees
  2. wees
  3. wees
  4. wezen
  5. wezen
  6. wezen
v.t.t.
  1. heb gewezen
  2. hebt gewezen
  3. heeft gewezen
  4. hebben gewezen
  5. hebben gewezen
  6. hebben gewezen
v.v.t.
  1. had gewezen
  2. had gewezen
  3. had gewezen
  4. hadden gewezen
  5. hadden gewezen
  6. hadden gewezen
o.t.t.t.
  1. zal wijzen
  2. zult wijzen
  3. zal wijzen
  4. zullen wijzen
  5. zullen wijzen
  6. zullen wijzen
o.v.t.t.
  1. zou wijzen
  2. zou wijzen
  3. zou wijzen
  4. zouden wijzen
  5. zouden wijzen
  6. zouden wijzen
diversen
  1. wijs!
  2. wijst!
  3. gewezen
  4. wijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wijzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufklären attenderen; wijzen accentueren; afdekken; afruimen; begrijpelijk maken; belichten; bewust maken; in zedelijk opzicht zuiveren; informeren; kennisgeven van; klaren; kuisen; louteren; nader verklaren; ophelderen; opklaren; opruimen; reinigen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; wolken verdwijnen; zeggen
aufmerksam machen attenderen; wijzen bewust maken; informeren; kennisgeven van; zeggen
benachrichtigen attenderen; wijzen berichten; beschrijven; bewust maken; iets melden; informeren; inseinen; kennisgeven van; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; waarschuwen; zeggen
etwas andeuten aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; wijzen
etwas zeigen aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; wijzen
hinweisen attenderen; wijzen bewust maken; informeren; kennisgeven van; verwijzen; wijzen naar; zeggen
informieren attenderen; wijzen berichten; bewust maken; erbij zeggen; iets melden; informeren; inlichten; kennisgeven van; navraag doen; navragen; noemen; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; vermelden; verwittigen; waarschuwen; zeggen
signalisieren attenderen; wijzen bekrachtigen; bemerken; bestempelen; certificeren; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarmerken; waarnemen

Related Words for "wijzen":


Related Definitions for "wijzen":

  1. aanwijzingen vormen dat het zo is1
    • alles wijst erop dat hij gelijk heeft1
  2. hem duidelijk maken waar het is of hoe het moet1
    • hij wijst hem de weg naar zee1
  3. je hand of arm in die richting houden1
    • hij wijst naar de boot in de verte1
  4. zijn aandacht erop vestigen1
    • ik wijs erop dat u de aanvraag volgende week in moet leveren1

Wiktionary Translations for wijzen:

wijzen
verb
  1. (inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden
wijzen
verb
  1. auf etwas zeigen
  2. jemandem etwas zeigen
  3. jemandem die Richtung vorgeben
  4. auf etwas zeigen: (meist mit dem Finger) in die Richtung von etwas deuten

Cross Translation:
FromToVia
wijzen zeigen point — to extend finger
wijzen bestimmen; andeuten; markieren; zeichnen; anzeichnen; kennzeichnen; angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; auslesen; wählen; auswählen; erwählen; aussuchen; auserwählen; eine Auswahl treffen désigner — Traduction à trier
wijzen angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen; andeuten indiquermontrer, désigner une personne ou une chose.
wijzen angeben; weisen; anweisen; hinweisen; zeigen montrerfaire voir ; exposer aux regards.

wijs:

wijs [de ~] nomen

  1. de wijs (methode; manier; handelwijze; )
    die Methode; die Art
  2. de wijs (deun)
    die Melodie
  3. de wijs (melodie)
    die Melodie; die Weise

Translation Matrix for wijs:

NounRelated TranslationsOther Translations
Art handelwijze; manier; methode; procedure; trant; wijs; wijze aard; geaardheid; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; genre; gesteldheid; hoedanigheid; inborst; inslag; karakter; kwaliteit; mentaliteit; natuur; ras; slag; soort; stam; temperament; type; volksstam
Melodie deun; melodie; wijs deuntje; gezang; lied; liedje; wijsje
Methode handelwijze; manier; methode; procedure; trant; wijs; wijze aanpak; arbeidsmethodiek; gedragslijn; methode; procédé; werkmethode; werkwijze
Weise melodie; wijs
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
toll fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs aangenaam; behaaglijk; enorm; fijn; gaaf; gemotiveerd; geweldig; gigantisch; heerlijk; immens; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; kostelijk; leuk; mieters; motivatie bezittend; plezant; plezierig; prettig; reusachtig; schitterend; tof; uitstekend; voortreffelijk; zeer groot
ModifierRelated TranslationsOther Translations
belesen belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
einsichtsvoll bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig vol begrip
fabelhaft fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs aangenaam; behaaglijk; betoverend; enorm; fabelachtig; fabuleus; fantastisch; fenomenaal; fijn; geweldig; gigantisch; groots; heerlijk; hoogwaardig; immens; in zeer hoge mate; kiplekker; kolossaal; kostelijk; leuk; luisterrijk; magnifiek; mieters; mythisch; perfect; plezant; plezierig; prachtig; prettig; prima; puik; reusachtig; schitterend; uitstekend; van goede kwaliteit; voortreffelijk; zeer groot
gebildet geleerd; intelligent; slim; wijs beschaafd; fatsoenlijk; geleerd; geschoold; intellectueel; netjes; onderwezen; verstandelijk; welgemanierd; welopgevoed
gelehrt belezen; erudiet; geleerd; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; ontwikkeld; slim; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld geleerd; geschoold; intellectueel; intelligent; onderwezen; pienter; schrander; verstandelijk
genial fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs betoverend; geniaal; heerlijk; intelligent; kostelijk; luisterrijk; magnifiek; pienter; prachtig; schitterend; schrander; uitstekend; vernuftig; voortreffelijk
gescheit bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig adrem; bijdehand; briljant; clever; geniaal; gevat; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk
geschickt bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig adrem; behendig; bekwaam; bijdehand; briljant; bruikbare; clever; gevat; handig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
geschult belezen; erudiet; geleerd; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; ontwikkeld; slim; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld bedreven; bekwaam; briljant; doorkneed; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geoefend; geschoold; ingenieus; knap; kundig; kunstig; onderwezen; vaardig; vindingrijk
großartig fabelachtig; fantastisch; gaaf; krankzinnig; reuze; te gek; waanzinnig; wijs ambitieus; betoverend; eerzuchtig; enorm; fantastisch; fenomenaal; fier; flink; formidabel; gaaf; geducht; geweldig; gigantisch; glansrijk; glorierijk; glorieus; grandioos; groots; heel groot; heerlijk; immens; in hoge mate; in zeer hoge mate; kolossaal; kostelijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; mieters; onmetelijk; oogverblindend; prachtig; prat; prinsheerlijk; puik; reusachtig; roemrijk; roemvol; schitterend; streverig; tof; trots; uitnemend; uitstekend; verblindend; voortreffelijk; weids; zeer groot
hochgebildet belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
hochgelehrt belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld intelligent; pienter; schrander
klug belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld adrem; behendig; bekwaam; bevattelijk; bijdehand; briljant; clever; geniaal; gevat; gis; goedleers; handig; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; rationeel; redelijk; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandelijk; vindingrijk; vlug van begrip
literarisch gebildet belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
sachverständig bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig bedreven; bekwaam; briljant; competent; deskundig; geniaal; geoefend; ingenieus; knap; kundig; kunstig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig; vindingrijk
studiert belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld akademisch
vernünftig bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig geniaal; snugger; vernuftig
wissenschaftlich gebildet belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld

Related Words for "wijs":


Antonyms for "wijs":


Related Definitions for "wijs":

  1. bepaalde vorm van het werkwoord1
    • 'stop' is gebiedende wijs1
  2. melodie, liedje1
    • hij fluit een vrolijk wijsje1
  3. verstandig, wie veel weet1
    • mijn oma is een wijze vrouw1

Wiktionary Translations for wijs:

wijs
adjective
  1. van groot inzicht getuigend
wijs
adjective
  1. reich an Wissen und Lebenserfahrung

Cross Translation:
FromToVia
wijs weise sage — wise
wijs weise; klug wise — showing good judgement
wijs Melodie; Weise; Arie mélodie — (musique) suite de sons d’où résulte un chant agréable et régulier.
wijs gescheit; klug; weise; vernünftig; verständig; angemessen; füglich; geeignet; zeitgemäß raisonnable — Qui douer de raison, qui a la faculté de raisonner.
wijs weise; klug; vernünftig; gescheit; verständig sage — Qui est prudent, circonspect, judicieux; qui a un sentiment juste des choses. (Sens général).
wijs gescheit; klug; weise sensé — Qui a du bon sens, qui a de la raison, du jugement.

External Machine Translations:

Related Translations for wijzen