Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. willen:
  2. wil:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for willen from Dutch to German

willen:

willen verb (wil, wilt, wil/wilt, wilde, wilden, gewild)

  1. willen (wensen)
    möchten; wollen
  2. willen (moeten; believen)
    müssen; wollen; sollen; helfen
    • müssen verb (muß, mußt, mußte, mußtet, gemußt)
    • wollen verb (will, willst, wollte, wolltet, gewollt)
    • sollen verb (soll, sollst, sollte, solltet, gesollt)
    • helfen verb (helfe, hilfst, hilft, half, halft, geholfen)

Conjugations for willen:

o.t.t.
  1. wil
  2. wilt
  3. wil/wilt
  4. willen
  5. willen
  6. willen
o.v.t.
  1. wilde
  2. wilde
  3. wilde
  4. wilden
  5. wilden
  6. wilden
v.t.t.
  1. heb gewild
  2. hebt gewild
  3. heeft gewild
  4. hebben gewild
  5. hebben gewild
  6. hebben gewild
v.v.t.
  1. had gewild
  2. had gewild
  3. had gewild
  4. hadden gewild
  5. hadden gewild
  6. hadden gewild
o.t.t.t.
  1. zal willen
  2. zult willen
  3. zal willen
  4. zullen willen
  5. zullen willen
  6. zullen willen
o.v.t.t.
  1. zou willen
  2. zou willen
  3. zou willen
  4. zouden willen
  5. zouden willen
  6. zouden willen
diversen
  1. wil!
  2. wilt!
  3. gewild
  4. willend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for willen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
helfen believen; moeten; willen assisteren; behelpen; behulpzaam zijn; bijspringen; bijstaan; blij maken; gedienstig zijn; gerieven; goeddoen; helpen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; liefdadigheids werk doen; meehelpen; nuttig zijn; ondersteunen; seconderen; weldoen
möchten wensen; willen
müssen believen; moeten; willen hoeven
sollen believen; moeten; willen in staat zijn; kunnen; vermogen
wollen believen; moeten; wensen; willen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
wollen wollen

Related Words for "willen":


Related Definitions for "willen":

  1. het bewust proberen te doen, het verlangen of wensen1
    • hij wil weer naar school gaan1
  2. werkwoord dat een mogelijkheid aangeeft1
    • het wil wel eens gebeuren dat de auto niet start1

Wiktionary Translations for willen:

willen
verb
  1. iets als verlangen hebben

Cross Translation:
FromToVia
willen beabsichtigen mean — to intend; plan on doing
willen wollen want — desire
willen wünschen wish — to hope for an outcome
willen wollen vouloir — Avoir l’intention, la volonté de faire quelque chose, s’y déterminer. (Sens général)

wil:

wil [de ~ (m)] nomen

  1. de wil (laatste wens)
    der letzter Wille; der letzter Wünsch

Translation Matrix for wil:

NounRelated TranslationsOther Translations
letzter Wille laatste wens; wil
letzter Wünsch laatste wens; wil

Related Words for "wil":


Related Definitions for "wil":

  1. vermogen om bewust iets te proberen te doen1
    • zij geeft het niet gauw op, ze heeft een sterke wil1

Wiktionary Translations for wil:

wil
noun
  1. de bereidheid of zin om iets te doen
wil
noun
  1. ein alle Handlungen bestimmendes Streben

Cross Translation:
FromToVia
wil Wille will — intent or volition
wil Wille volontéfaculté de vouloir, de se déterminer à quelque chose.

External Machine Translations:

Related Translations for willen