Dutch
Detailed Translations for wist from Dutch to German
wist form of weten:
-
weten (op de hoogte zijn)
Conjugations for weten:
o.t.t.
- weet
- weet
- weet
- weten
- weten
- weten
o.v.t.
- wist
- wist
- wist
- wisten
- wisten
- wisten
v.t.t.
- heb geweten
- hebt geweten
- heeft geweten
- hebben geweten
- hebben geweten
- hebben geweten
v.v.t.
- had geweten
- had geweten
- had geweten
- hadden geweten
- hadden geweten
- hadden geweten
o.t.t.t.
- zal weten
- zult weten
- zal weten
- zullen weten
- zullen weten
- zullen weten
o.v.t.t.
- zou weten
- zou weten
- zou weten
- zouden weten
- zouden weten
- zouden weten
diversen
- weet!
- weet!
- geweten
- wetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
weten (kennis)
-
weten (wetenschap)
Translation Matrix for weten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Fachwissen | weten; wetenschap | vakbekwaamheid; vakkennis |
Gelehrtheit | kennis; weten | geleerdheid; handigheid; kneep; kunst; toer; truc |
Kenntnis | kennis; weten | geleerdheid; handigheid; kneep; kunst; toer; truc |
Sachverstand | kennis; weten | bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; geleerdheid; handigheid; kennis van zaken; kneep; kunst; kwaliteit; ter zake kundigheid; toer; truc; vakkundigheid |
Wissen | kennis; weten; wetenschap | geleerdheid; handigheid; kennis; kneep; kunde; kundigheid; kunst; toer; truc |
Wissenschaft | kennis; weten; wetenschap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kennen | op de hoogte zijn; weten | kennen |
wissen | op de hoogte zijn; weten | |
- | kennen |
Related Words for "weten":
Synonyms for "weten":
Related Definitions for "weten":
Wiktionary Translations for weten:
weten
Cross Translation:
verb
weten
-
ergens kennis van hebben
- weten → wissen
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• weten | → wissen | ↔ know — be certain or sure about (something) |
• weten | → wissen | ↔ know — have knowledge of |
• weten | → Wissen; Kenntnis | ↔ knowledge — fact of knowing about something; understanding, familiarity with information |
• weten | → Wissen; Kenntnis | ↔ knowledge — awareness, state of having been informed |
• weten | → Wissen | ↔ science — fact of knowing something |
• weten | → Kenntnis; Wissen; Wissenschaft; Bewußtsein; Begriff; Bekannter | ↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître |
wissen:
Conjugations for wissen:
o.t.t.
- wis
- wist
- wist
- wissen
- wissen
- wissen
o.v.t.
- wiste
- wiste
- wiste
- wisten
- wisten
- wisten
v.t.t.
- heb gewist
- hebt gewist
- heeft gewist
- hebben gewist
- hebben gewist
- hebben gewist
v.v.t.
- had gewist
- had gewist
- had gewist
- hadden gewist
- hadden gewist
- hadden gewist
o.t.t.t.
- zal wissen
- zult wissen
- zal wissen
- zullen wissen
- zullen wissen
- zullen wissen
o.v.t.t.
- zou wissen
- zou wissen
- zou wissen
- zouden wissen
- zouden wissen
- zouden wissen
diversen
- wis!
- wist!
- gewist
- wissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wissen:
Related Words for "wissen":
Antonyms for "wissen":
Related Definitions for "wissen":
Wiktionary Translations for wissen:
External Machine Translations: