Summary
Dutch to German: more detail...
- zwachtel:
- zwachtelen:
-
Wiktionary:
- zwachtelen → bandagieren, mit Bandagen versehen, verbinden, aufziehen, spannen, anspannen, ausspannen, straffen, anziehen, striegeln
Dutch
Detailed Translations for zwachtel from Dutch to German
zwachtel:
-
de zwachtel
Translation Matrix for zwachtel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Binde | zwachtel | banddoek; connectie; draagband; draagverband; geluidsniveau; link; mitella; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; verband; verbandgaas; volume; zwachteling |
Verband | zwachtel | aansluiting; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; connectie; correlatie; coöperatie; federatie; genootschap; liaison; liga; link; onderling verband; pact; relatie; samenhang; samenwerkingsverband; schakel; sociëteit; unie; verband; verbandgaas; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; verwantschap; zwachteling |
Related Words for "zwachtel":
zwachtelen:
-
zwachtelen
Conjugations for zwachtelen:
o.t.t.
- zwachtel
- zwachtelt
- zwachtelt
- zwachtelen
- zwachtelen
- zwachtelen
o.v.t.
- zwachtelde
- zwachtelde
- zwachtelde
- zwachtelden
- zwachtelden
- zwachtelden
v.t.t.
- heb gezwachteld
- hebt gezwachteld
- heeft gezwachteld
- hebben gezwachteld
- hebben gezwachteld
- hebben gezwachteld
v.v.t.
- had gezwachteld
- had gezwachteld
- had gezwachteld
- hadden gezwachteld
- hadden gezwachteld
- hadden gezwachteld
o.t.t.t.
- zal zwachtelen
- zult zwachtelen
- zal zwachtelen
- zullen zwachtelen
- zullen zwachtelen
- zullen zwachtelen
o.v.t.t.
- zou zwachtelen
- zou zwachtelen
- zou zwachtelen
- zouden zwachtelen
- zouden zwachtelen
- zouden zwachtelen
diversen
- zwachtel!
- zwachtelt!
- gezwachteld
- zwachtelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zwachtelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
verbinden | verbinden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
umwickeln | zwachtelen | omwikkelen |
verbinden | zwachtelen | aan elkaar knopen; aaneenschakelen; bevestigen; bijeen voegen; combineren; knopen; koppelen; onderling verbinden; samenkoppelen; samenvoegen; van verband voorzien; verbinden; verbinding maken; zich verbinden |
verhüllen | zwachtelen | bedekken; bemantelen; hullen; inhullen; maskeren; omhullen; verhullen; versluieren |
Related Words for "zwachtelen":
Wiktionary Translations for zwachtelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zwachtelen | → bandagieren; mit Bandagen versehen; verbinden; aufziehen; spannen; anspannen; ausspannen; straffen; anziehen | ↔ bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler. |
• zwachtelen | → striegeln; verbinden; bandagieren; mit Bandagen versehen | ↔ panser — Soigner une plaie, une blessure, lui faire un pansement. |
External Machine Translations: