Dutch
Detailed Translations for soebatten from Dutch to English
soebatten:
-
soebatten
Conjugations for soebatten:
o.t.t.
- soebat
- soebatt
- soebatt
- soebatten
- soebatten
- soebatten
o.v.t.
- soebatte
- soebatte
- soebatte
- soebatten
- soebatten
- soebatten
v.t.t.
- heb gesoebat
- hebt gesoebat
- heeft gesoebat
- hebben gesoebat
- hebben gesoebat
- hebben gesoebat
v.v.t.
- had gesoebat
- had gesoebat
- had gesoebat
- hadden gesoebat
- hadden gesoebat
- hadden gesoebat
o.t.t.t.
- zal soebatten
- zult soebatten
- zal soebatten
- zullen soebatten
- zullen soebatten
- zullen soebatten
o.v.t.t.
- zou soebatten
- zou soebatten
- zou soebatten
- zouden soebatten
- zouden soebatten
- zouden soebatten
en verder
- ben gesoebat
- bent gesoebat
- is gesoebat
- zijn gesoebat
- zijn gesoebat
- zijn gesoebat
diversen
- soebat!
- soebatt!
- gesoebat
- soebatten
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for soebatten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beg | soebatten | aanvragen; aanzoeken; bedelen; bidden; schooien; smeken; uitnodigen; verzoeken; vragen |
plead | soebatten | bepleiten; bidden; pleiten; smeken; verzoeken; vragen |