Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitsnijden:


Dutch

Detailed Translations for uitsnijden from Dutch to English

uitsnijden:

uitsnijden verb (snijd uit, snijdt uit, sneed uit, sneden uit, uitgesneden)

  1. uitsnijden (vis kaken; kaken)
    to cure
    – prepare by drying, salting, or chemical processing in order to preserve 1
    • cure verb (cures, cured, curing)
      • cure meats1
      • cure pickles1
      • cure hay1
    to gut and cure
    • gut and cure verb (guts and cure, gutted and cured, gutting and curing)

Conjugations for uitsnijden:

o.t.t.
  1. snijd uit
  2. snijdt uit
  3. snijdt uit
  4. snijden uit
  5. snijden uit
  6. snijden uit
o.v.t.
  1. sneed uit
  2. sneed uit
  3. sneed uit
  4. sneden uit
  5. sneden uit
  6. sneden uit
v.t.t.
  1. heb uitgesneden
  2. hebt uitgesneden
  3. heeft uitgesneden
  4. hebben uitgesneden
  5. hebben uitgesneden
  6. hebben uitgesneden
v.v.t.
  1. had uitgesneden
  2. had uitgesneden
  3. had uitgesneden
  4. hadden uitgesneden
  5. hadden uitgesneden
  6. hadden uitgesneden
o.t.t.t.
  1. zal uitsnijden
  2. zult uitsnijden
  3. zal uitsnijden
  4. zullen uitsnijden
  5. zullen uitsnijden
  6. zullen uitsnijden
o.v.t.t.
  1. zou uitsnijden
  2. zou uitsnijden
  3. zou uitsnijden
  4. zouden uitsnijden
  5. zouden uitsnijden
  6. zouden uitsnijden
en verder
  1. ben uitgesneden
  2. bent uitgesneden
  3. is uitgesneden
  4. zijn uitgesneden
  5. zijn uitgesneden
  6. zijn uitgesneden
diversen
  1. snijd uit!
  2. snijdt uit!
  3. uitgesneden
  4. uitsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitsnijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
cure geneeskundige methode; geneeswijze
VerbRelated TranslationsOther Translations
cure kaken; uitsnijden; vis kaken beteren; cureren; genezen; gezond maken; gezond worden; helen; verduurzamen
gut and cure kaken; uitsnijden; vis kaken