Summary
Dutch to English: more detail...
- aangetrokken:
- aantrekken:
-
Wiktionary:
- aantrekken → attract, put on, recover, be daunted, entice, draw, don, bait, appeal, shoe, strain
- aantrekken → attract, attire, dress, put on, drive home, pull, draw, appeal, allure, apply, employ, make use of, use, turn to account, lay down, place, put, put down, lay, set, practice, administer, attach, put onto, add, append, assign, paste, decoy, lure, entice, induce, persuade, appeal to, impose, impose upon, force, coerce, thrust, assert, tax, mandate, necessitate, oblige, inflict, insert, put away, put in, stow, enclose, introduce, accept, receive, accredit, admit, clothe, fit, suit, array, cover, overlay, lag, plate, protect, coat, back, plaster, stucco, solicit, beg, implore, plead, beseech
Dutch
Detailed Translations for aangetrokken from Dutch to English
aangetrokken:
Translation Matrix for aangetrokken:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
drawn | aangetrokken | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
attracted | aangetrokken | |
pulled | aangetrokken |
aantrekken:
-
aantrekken (aankleden; aandoen)
-
aantrekken (werven; adverteren)
-
aantrekken (dichttrekken)
-
aantrekken (in dienst nemen; aannemen; inhuren)
-
aantrekken (rekruteren; ronselen)
Conjugations for aantrekken:
o.t.t.
- trek aan
- trekt aan
- trekt aan
- trekken aan
- trekken aan
- trekken aan
o.v.t.
- trok aan
- trok aan
- trok aan
- trokken aan
- trokken aan
- trokken aan
v.t.t.
- heb aangetrokken
- hebt aangetrokken
- heeft aangetrokken
- hebben aangetrokken
- hebben aangetrokken
- hebben aangetrokken
v.v.t.
- had aangetrokken
- had aangetrokken
- had aangetrokken
- hadden aangetrokken
- hadden aangetrokken
- hadden aangetrokken
o.t.t.t.
- zal aantrekken
- zult aantrekken
- zal aantrekken
- zullen aantrekken
- zullen aantrekken
- zullen aantrekken
o.v.t.t.
- zou aantrekken
- zou aantrekken
- zou aantrekken
- zouden aantrekken
- zouden aantrekken
- zouden aantrekken
diversen
- trek aan!
- trekt aan!
- aangetrokken
- aantrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aantrekken:
Synonyms for "aantrekken":
Antonyms for "aantrekken":
Related Definitions for "aantrekken":
Wiktionary Translations for aantrekken:
aantrekken
Cross Translation:
verb
aantrekken
-
een kracht uitoefenen die zaken naar zich toe doet bewegen
- aantrekken → attract
-
kleding aandoen
- aantrekken → put on
-
een stijgende lijn vertonen
- aantrekken → recover
-
zijn gedrag wijzigen naar aanleiding van een uitwendige invloed
- aantrekken → be daunted
verb
-
To lure; to attract by arousing desire or hope.
-
to attract
-
put on clothes
- don → aantrekken; zich; uitdossen
-
to attract with bait
- bait → aantrekken; lokken
-
cause sexual excitement
-
pull without touching
-
to be attractive
-
to don clothing
-
-
-
to tighten the strings
Cross Translation: