Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanzicht:


Dutch

Detailed Translations for aanzicht from Dutch to English

aanzicht:

aanzicht [het ~] nomen

  1. het aanzicht (aanblik)
    the view; the sight; the look; the vision

Translation Matrix for aanzicht:

NounRelated TranslationsOther Translations
look aanblik; aanzicht aangezicht; aanzien; blikken; buitenkant; expressie; gedaante; gelaat; gelaatsuitdrukking; gezichtsuitdrukking; kijkje; oogopslagen; type; uitdrukking; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
sight aanblik; aanzicht aanblik; aangezicht; gelaat; gezicht; kijk; panorama; prospect; uitzicht; vergezicht; vizier; vue; zicht
view aanblik; aanzicht aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vue; weergave; zicht; zienswijs; zienswijze
vision aanblik; aanzicht begrip; benul; beschouwing; denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; kans; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; perspectief; standpunt; toekomst; visie; visioen; vooruitzicht; zienswijze
VerbRelated TranslationsOther Translations
look blikken; blikken werpen; er uitzien; eruit zien; kijken; lijken; ogen; schijnen; schouwen; toeschijnen; toeschouwen
view aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien