Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bollen:


Dutch

Detailed Translations for bollend from Dutch to English

bollen:

bollen [de ~] nomen, plural

  1. de bollen (ballen)
    the spheres; the balls; the globes

bollen verb (bol, bolt, bolde, bolden, gebold)

  1. bollen (opbollen)
    to puff up
    • puff up verb (puffs up, puffed up, puffing up)

Conjugations for bollen:

o.t.t.
  1. bol
  2. bolt
  3. bolt
  4. bollen
  5. bollen
  6. bollen
o.v.t.
  1. bolde
  2. bolde
  3. bolde
  4. bolden
  5. bolden
  6. bolden
v.t.t.
  1. heb gebold
  2. hebt gebold
  3. heeft gebold
  4. hebben gebold
  5. hebben gebold
  6. hebben gebold
v.v.t.
  1. had gebold
  2. had gebold
  3. had gebold
  4. hadden gebold
  5. hadden gebold
  6. hadden gebold
o.t.t.t.
  1. zal bollen
  2. zult bollen
  3. zal bollen
  4. zullen bollen
  5. zullen bollen
  6. zullen bollen
o.v.t.t.
  1. zou bollen
  2. zou bollen
  3. zou bollen
  4. zouden bollen
  5. zouden bollen
  6. zouden bollen
en verder
  1. ben gebold
  2. bent gebold
  3. is gebold
  4. zijn gebold
  5. zijn gebold
  6. zijn gebold
diversen
  1. bol!
  2. bolt!
  3. gebold
  4. bollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bollen:

NounRelated TranslationsOther Translations
balls ballen; bollen ballen; kloten; kogels; kruis anatomie; stuit; testikels
globes ballen; bollen
spheres ballen; bollen
VerbRelated TranslationsOther Translations
puff up bollen; opbollen opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen

Related Words for "bollen":


External Machine Translations: