Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. goddelijkheid:
  2. goddelijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for goddelijkheid from Dutch to English

goddelijkheid:

goddelijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de goddelijkheid (godheid; god)
    the divinity; the divineness; the godhood

Translation Matrix for goddelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
divineness god; goddelijkheid; godheid
divinity god; goddelijkheid; godheid
godhood god; goddelijkheid; godheid

Related Words for "goddelijkheid":


Wiktionary Translations for goddelijkheid:

goddelijkheid
noun
  1. state of being a god

goddelijkheid form of goddelijk:


Translation Matrix for goddelijk:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
delicious goddelijk; heerlijk; hemels; paradijselijk; verrukkelijk; zalig aanlokkelijk; heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; mieters; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verlokkend; verrukkelijk; zalig
divine goddelijk; heerlijk; hemels; paradijselijk; verrukkelijk; zalig glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
gorgeous goddelijk; heerlijk; hemels; paradijselijk; verrukkelijk; zalig beeldschoon
heavenly goddelijk; heerlijk; hemels; paradijselijk; verrukkelijk; zalig heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig

Related Words for "goddelijk":

  • goddelijkheid, goddelijker, goddelijkere, goddelijkst, goddelijkste, goddelijke

Wiktionary Translations for goddelijk:

goddelijk
adjective
  1. wat van een god is, wat toebehoort aan een god
goddelijk
adjective
  1. having characteristics of a god
  2. of or pertaining to a god

Cross Translation:
FromToVia
goddelijk divine; elevated; sublime divin — Qui est de Dieu, qui appartenir à Dieu, à un dieu.
goddelijk delicious; delightful délicieux — Qui procure des délices.