Dutch

Detailed Translations for grauwheid from Dutch to English

grauwheid:

grauwheid [de ~ (v)] nomen

  1. de grauwheid (somberheid; kleurloosheid; grijsheid; grauwte)
    the greyness; the monotony; the dullness; the achromatism; the achromaticity
  2. de grauwheid (kleurloosheid; somberheid)
    the dullness; the bleakness; the blandness; the drabness

Translation Matrix for grauwheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
achromaticity grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid
achromatism grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid
blandness grauwheid; kleurloosheid; somberheid eentonigheid; eenvormigheid; flauwheid; monotonie; saaiheid; uniformiteit; vaalheid; zonder veel smaak
bleakness grauwheid; kleurloosheid; somberheid verschraling
drabness grauwheid; kleurloosheid; somberheid eentonigheid; eenvormigheid; monotonie; saaiheid; uniformiteit
dullness grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid daadloosheid; eentonigheid; eenvormigheid; geesteloosheid; inertie; lauwheid; lethargie; lusteloosheid; monotonie; onbenulligheid; ongeanimeerdheid; onwetendheid; saaiheid; stompzinnigheid; uniformiteit; vaalheid; willoosheid
greyness grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid grijsheid; grijze kleur; mate van grijs zijn
monotony grauwheid; grauwte; grijsheid; kleurloosheid; somberheid eenheid; eentonigheid; eenvormigheid; gelijkvormigheid; monotonie; saaiheid; uniformiteit

Related Words for "grauwheid":


grauw:

grauw [de ~ (m)] nomen

  1. de grauw (gepeupel; plebs; rapaille)
    the mob; the riffraff; the scum; the ragtag; the rabble; the riff-raff
  2. de grauw (snauw; grom)
    the growl; the snarl

Translation Matrix for grauw:

NounRelated TranslationsOther Translations
grey schimmel; wit paard
growl grauw; grom; snauw
mob gepeupel; grauw; plebs; rapaille drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep; volksmenigte
rabble gepeupel; grauw; plebs; rapaille canaille; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
ragtag gepeupel; grauw; plebs; rapaille canaille; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot
riff-raff gepeupel; grauw; plebs; rapaille geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel
riffraff gepeupel; grauw; plebs; rapaille canaille; gajes; janhagel
scum gepeupel; grauw; plebs; rapaille canaille; gajes; geboefte; gebroed; gespuis; geteisem; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel
snarl grauw; grom; snauw
VerbRelated TranslationsOther Translations
growl grauwen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; snauwen
snarl afbekken; afblaffen; afsnauwen; grauwen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; snauwen; toesnauwen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
ashen grauw; vaal asgrauw; blank; bleek; bleek van gelaatskleur; doodsbleek; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; vaal; wit; wit van huidskleur
cheerless grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos naargeestig; onbehaaglijk; ongezellig; sfeerloos; somber; triest; troosteloos; zonder sfeer; zwaarmoedig
drab grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos eentonig; grauwkleurig; grijs; monotoon; saai; slaapverwekkend
dreary grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; vervelend
dull grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos achterlijk; afgestompt; afgezaagd; afstompend; beslagen; bleekrood; bokkig; bot; breinloos; daas; dof; dom; duf; dwars; eentonig; ellendig; flets; geestdodend; geesteloos; glansloos; hersenloos; idioot; koppig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mat; melig; monotoon; niet helder; niet uitbundig; onbenullig; ongeanimeerd; onnozel; onscherp; onverstandig; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; smakeloos; soezerig; stijfhoofdig; stijlloos; stom; stompzinnig; stupide; suf; taai; vaalrood; verstandeloos; versuft; vervelend; weerbarstig; weerspannig; zonder afleiding; zouteloos
gloomy grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bedrukt; gedrukt; mismoedig; mistroostig; moedeloos; naargeestig; neerslachtig; somber; teneergeslagen; terneergeslagen; triest; troosteloos; verdrietig; zwaarmoedig
grey grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos grauwkleurig; grijs; grijsharig
grubby grauw; vaal bedoezeld; bevlekt; flodderig; groezelig; haveloos; kliederig; knoeierig; met vuil bemorst; morsig; onkies; onkuis; onrein; onzindelijk; ranzig; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; vies; viezig; vlekkig; voddig; vuil; vunzig
joyless grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos naargeestig; somber; triest; troosteloos; zwaarmoedig
sad grauw; mistroostig; somber; triest; troosteloos; vreugdeloos bedroefd; bedroevend; droef; droefgeestig; droevig; kommervol; melancholisch; melancholische; naargeestig; rouwig; somber; treurig; triest; troosteloos; verdrietig; vol met zorgen; zwaarmoedig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ash grey grauw; vaal

Related Words for "grauw":


Wiktionary Translations for grauw:

grauw
adjective
  1. donkergrijs, kleurloos
grauw
adjective
  1. dreary, gloomy

Cross Translation:
FromToVia
grauw grey grauohne Steigerung: Farbe, Mischung aus schwarz und weiß
grauw gray; grey gris — De couleur grise