Dutch
Detailed Translations for inleidend from Dutch to English
inleidend:
-
inleidend (voorafgaand; voorgaand; introducerend)
preliminary; preceding; introductory; opening-
preliminary adj
-
preceding adj
-
introductory adj
-
opening adj
-
-
inleidend (voorafgaand; vooropgaand; voorgaand)
preliminary; preceding; foregoing; prefatory; introductory; progressing; walking in front-
preliminary adj
-
preceding adj
-
foregoing adj
-
prefatory adj
-
introductory adj
-
progressing adj
-
walking in front adj
-
Translation Matrix for inleidend:
inleiden:
-
inleiden (openen)
Conjugations for inleiden:
o.t.t.
- leid in
- leidt in
- leidt in
- leiden in
- leiden in
- leiden in
o.v.t.
- leidde in
- leidde in
- leidde in
- leidden in
- leidden in
- leidden in
v.t.t.
- heb ingeleid
- hebt ingeleid
- heeft ingeleid
- hebben ingeleid
- hebben ingeleid
- hebben ingeleid
v.v.t.
- had ingeleid
- had ingeleid
- had ingeleid
- hadden ingeleid
- hadden ingeleid
- hadden ingeleid
o.t.t.t.
- zal inleiden
- zult inleiden
- zal inleiden
- zullen inleiden
- zullen inleiden
- zullen inleiden
o.v.t.t.
- zou inleiden
- zou inleiden
- zou inleiden
- zouden inleiden
- zouden inleiden
- zouden inleiden
en verder
- is ingeleid
diversen
- leid in!
- leidt in!
- ingeleid
- inleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze