Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. intimus:


Dutch

Detailed Translations for intimus from Dutch to English

intimus:

intimus [de ~ (m)] nomen

  1. de intimus
    the intimate; the friend; the chum; the pal

Translation Matrix for intimus:

NounRelated TranslationsOther Translations
chum intimus compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje
friend intimus bekende; compagnon; gabber; gabbertje; gezel; kameraad; kameraadje; kennis; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje
intimate intimus
pal intimus compagnon; gabber; gabbertje; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje
VerbRelated TranslationsOther Translations
intimate aanvoeren; mening kenbaar maken; opperen; poneren; te berde brengen; verkondigen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
intimate confidentieel; gemeenzaam; intiem; vertrouwelijk