Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. invloed:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for invloed from Dutch to English

invloed:

invloed [de ~ (m)] nomen

  1. de invloed (macht)
    the influence
  2. de invloed
    the pull; the clout
    – special advantage or influence 1
    • pull [the ~] nomen
      • the chairman's nephew has a lot of pull1
    • clout [the ~] nomen
      • It takes a lot of clout to get things done in politics.2

Translation Matrix for invloed:

NounRelated TranslationsOther Translations
clout invloed hengst; klap; kleine spijker met platte kop; kopspijker; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; spijkertje; stoot
influence invloed; macht beïnvloeding; inwerking
pull invloed aantrekken; haal; haaltje; pull; ruk; straktrekken; trek; trekje; trekje aan een sigaret
VerbRelated TranslationsOther Translations
influence beïnvloeden; invloed hebben; raken; treffen
pull aftrekken; pull; rukken; sleuren; trekken; voorttrekken; zich aftrekken

Related Definitions for "invloed":

  1. vermogen om te bepalen hoe iemand anders is3
    • wat is de invloed van het slechte weer op jouw humeur?3

Wiktionary Translations for invloed:

invloed
noun
  1. inwerking van een persoon, zaak of omstandigheid op een andere
  2. het vermogen om op anderen in te werken
invloed
noun
  1. good office
  2. any influence which is compounded or used to gain an advantage
  3. (qualifier) element determining someone's character or individual tendencies
  4. person or thing exerting such power or action
  5. action exerted by a person or thing with power to cause change
  6. power to affect, control or manipulate
  7. -
  8. influence, effectiveness
  9. leverage

Cross Translation:
FromToVia
invloed mastery; hold; empire empireautorité absolue.
invloed influence influence — Action qui affecte qqun ou cchose
invloed influence influence — Autorité, ascendant

Related Translations for invloed