Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kiem:
  2. kiemen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kiem from Dutch to English

kiem:

kiem [de ~] nomen

  1. de kiem (zaad)
    the seeds; the germ; the seed

Translation Matrix for kiem:

NounRelated TranslationsOther Translations
germ kiem; zaad
seed kiem; zaad binnenste van een vrucht; pit; seed; sperma; zaad
seeds kiem; zaad
VerbRelated TranslationsOther Translations
seed seeden

Related Words for "kiem":


Wiktionary Translations for kiem:

kiem
noun
  1. beginsel waaruit iets groeit
kiem
noun
  1. initial part which will receive additions
  2. idea
  3. mass of cells
  4. pathogenic microorganism

Cross Translation:
FromToVia
kiem cradle berceaupetit lit où l’on coucher les nourrissons et qui disposer pour que l’on puisse le balancer, le bercer, aisément.
kiem embryo embryon — bébé
kiem germ; sprout germe — biologie|fr rudiment de tout être organiser, végétal ou animal.

kiemen:

kiemen verb (kiem, kiemt, kiemde, kiemden, gekiemd)

  1. kiemen (uit de kiem te voorschijn komen; ontkiemen)
    to germinate; to sprout; to originate; to bud; to come up; to spring
    • germinate verb (germinates, germinated, germinating)
    • sprout verb (sprouts, sprouted, sprouting)
    • originate verb (originates, originated, originating)
    • bud verb (buds, budded, budding)
    • come up verb (comes up, came up, coming up)
    • spring verb (springs, sprang, springing)

Conjugations for kiemen:

o.t.t.
  1. kiem
  2. kiemt
  3. kiemt
  4. kiemen
  5. kiemen
  6. kiemen
o.v.t.
  1. kiemde
  2. kiemde
  3. kiemde
  4. kiemden
  5. kiemden
  6. kiemden
v.t.t.
  1. heb gekiemd
  2. hebt gekiemd
  3. heeft gekiemd
  4. hebben gekiemd
  5. hebben gekiemd
  6. hebben gekiemd
v.v.t.
  1. had gekiemd
  2. had gekiemd
  3. had gekiemd
  4. hadden gekiemd
  5. hadden gekiemd
  6. hadden gekiemd
o.t.t.t.
  1. zal kiemen
  2. zult kiemen
  3. zal kiemen
  4. zullen kiemen
  5. zullen kiemen
  6. zullen kiemen
o.v.t.t.
  1. zou kiemen
  2. zou kiemen
  3. zou kiemen
  4. zouden kiemen
  5. zouden kiemen
  6. zouden kiemen
en verder
  1. is gekiemd
diversen
  1. kiem!
  2. kiemt!
  3. gekiemd
  4. kiemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kiemen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bud bloemknop; knop
spring bron; lente; lentetijd; rivierbron; voorjaar; voorjaarstijd
sprout bloesem; jonge plant; loot; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek; stekje
VerbRelated TranslationsOther Translations
bud kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen
come up kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen aanwassen; bovenkomen; komen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogkomen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen
germinate kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen
originate kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen ontstaan; voortkomen
spring kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen opveren; veren
sprout kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen afkomstig zijn; afstammen; omhoog schieten; ontspruiten; opschieten; spruiten; stammen; uit de grond schieten; voortkomen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
sprout ontkiemd

Related Words for "kiemen":


Wiktionary Translations for kiemen:

kiemen
verb
  1. to germinate

Cross Translation:
FromToVia
kiemen germinate; sprout germerpousser son germe au dehors, en parlant d’une semence, d’une spore.

External Machine Translations:

Related Translations for kiem