Dutch
Detailed Translations for orkestreer from Dutch to English
orkestreren:
-
orkestreren (arrangeren; instrumenteren)
Conjugations for orkestreren:
o.t.t.
- orkestreer
- orkestreert
- orkestreert
- orkestreren
- orkestreren
- orkestreren
o.v.t.
- orkestreerde
- orkestreerde
- orkestreerde
- orkestreerden
- orkestreerden
- orkestreerden
v.t.t.
- heb georkestreerd
- hebt georkestreerd
- heeft georkestreerd
- hebben georkestreerd
- hebben georkestreerd
- hebben georkestreerd
v.v.t.
- had georkestreerd
- had georkestreerd
- had georkestreerd
- hadden georkestreerd
- hadden georkestreerd
- hadden georkestreerd
o.t.t.t.
- zal orkestreren
- zult orkestreren
- zal orkestreren
- zullen orkestreren
- zullen orkestreren
- zullen orkestreren
o.v.t.t.
- zou orkestreren
- zou orkestreren
- zou orkestreren
- zouden orkestreren
- zouden orkestreren
- zouden orkestreren
diversen
- orkestreer!
- orkestreert!
- georkestreerd
- orkestrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for orkestreren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrange | arrangeren; instrumenteren; orkestreren | afspreken; arrangeren; bedisselen; coördineren; huis inrichten; iets op touw zetten; iets overeenkomen; inrichten; installeren; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken |
orchestrate | arrangeren; instrumenteren; orkestreren |
Wiktionary Translations for orkestreren:
orkestreren
verb
-
(overgankelijk) muziek|nld in partijen voor orkest bewerken
- orkestreren → orchestrate; score