Dutch
Detailed Translations for overlezen from Dutch to English
overlezen:
-
overlezen (herlezen)
-
overlezen (opnieuw lezen; nalezen)
Conjugations for overlezen:
o.t.t.
- overlees
- overleest
- overleest
- overlezen
- overlezen
- overlezen
o.v.t.
- overlas
- overlas
- overlas
- overlazen
- overlazen
- overlazen
v.t.t.
- heb overlezen
- hebt overlezen
- heeft overlezen
- hebben overlezen
- hebben overlezen
- hebben overlezen
v.v.t.
- had overlezen
- had overlezen
- had overlezen
- hadden overlezen
- hadden overlezen
- hadden overlezen
o.t.t.t.
- zal overlezen
- zult overlezen
- zal overlezen
- zullen overlezen
- zullen overlezen
- zullen overlezen
o.v.t.t.
- zou overlezen
- zou overlezen
- zou overlezen
- zouden overlezen
- zouden overlezen
- zouden overlezen
diversen
- overlees!
- overleest!
- overlezen
- overlezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overlezen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
re-read | herlezen; overlezen | |
read again | herlezen; nalezen; opnieuw lezen; overlezen | |
read over | herlezen; nalezen; opnieuw lezen; overlezen |
External Machine Translations: