Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. respijt:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for respijt from Dutch to English

respijt:

respijt [het ~] nomen

  1. het respijt (uitstel)
    the postponement; the suspension; the delay; the respite
  2. het respijt (uitstel; onderbreking)
    the respite; the delay; the reprive
  3. het respijt (bedenktijd)
    the respite; the time for reflection

Translation Matrix for respijt:

NounRelated TranslationsOther Translations
delay onderbreking; respijt; uitstel oponthoud; verlet; vertraging
postponement respijt; uitstel oponthoud; vertraging
reprive onderbreking; respijt; uitstel
respite bedenktijd; onderbreking; respijt; uitstel
suspension respijt; uitstel ophangen; ophanging; oponthoud; schorsing; suspensie; vertraging; wielophanging
time for reflection bedenktijd; respijt
VerbRelated TranslationsOther Translations
delay aarzelen; dralen; drentelen; druilen; dubben; hannesen; onderuitgaan; ophouden; slippen; talmen; temporiseren; teuten; treuzelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vertragen; wegschieten; weifelen; zaniken; zeiken; zeuren

Wiktionary Translations for respijt:

respijt
noun
  1. reprieve, especially from a sentence of death