Dutch
Detailed Translations for tekkelen from Dutch to English
tekkelen:
-
tekkelen (onderuithalen)
Conjugations for tekkelen:
o.t.t.
- tekkel
- tekkelt
- tekkelt
- tekkelen
- tekkelen
- tekkelen
o.v.t.
- tekkelde
- tekkelde
- tekkelde
- tekkelden
- tekkelden
- tekkelden
v.t.t.
- heb getekkeld
- hebt getekkeld
- heeft getekkeld
- hebben getekkeld
- hebben getekkeld
- hebben getekkeld
v.v.t.
- had getekkeld
- had getekkeld
- had getekkeld
- hadden getekkeld
- hadden getekkeld
- hadden getekkeld
o.t.t.t.
- zal tekkelen
- zult tekkelen
- zal tekkelen
- zullen tekkelen
- zullen tekkelen
- zullen tekkelen
o.v.t.t.
- zou tekkelen
- zou tekkelen
- zou tekkelen
- zouden tekkelen
- zouden tekkelen
- zouden tekkelen
en verder
- ben getekkeld
- bent getekkeld
- is getekkeld
- zijn getekkeld
- zijn getekkeld
- zijn getekkeld
diversen
- tekkel!
- tekkelt!
- getekkeld
- tekkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tekkelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
down | dons; kapok; nesthaar | |
tackle | takel voor lichte lasten; talie | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
down | onderuithalen; tekkelen | |
tackle | onderuithalen; tekkelen | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
down | af; naar beneden; neer; omlaag; onderuit; van onderen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
down | beneden; omver |
External Machine Translations: