Noun | Related Translations | Other Translations |
hurry
|
|
gauwigheid; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overhaasting; overijling; spoed; vlugheid
|
rush
|
|
aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed; vurigheid
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
get a move on
|
tempo maken
|
|
hasten
|
tempo maken
|
accelereren; bespoedigen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; reppen; snellen; spoeden; verhaasten; versnellen; vliegen; zich haasten; zich spoeden
|
hurry
|
tempo maken
|
aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; tempomaken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
|
rush
|
tempo maken
|
draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
rush
|
|
rieten
|