Summary


Dutch

Detailed Translations for uitvallers from Dutch to English

uitvallers:

uitvallers [de ~] nomen, plural

  1. de uitvallers
    the casualties; the persons who drop out; the non-starters

Translation Matrix for uitvallers:

NounRelated TranslationsOther Translations
casualties uitvallers
non-starters uitvallers
persons who drop out uitvallers

Related Words for "uitvallers":


uitvaller:

uitvaller [de ~ (m)] nomen

  1. de uitvaller (achterblijver; achtergeblevene)
    the straggler; the laggard; the trailer; the back marker

Translation Matrix for uitvaller:

NounRelated TranslationsOther Translations
back marker achterblijver; achtergeblevene; uitvaller
laggard achterblijver; achtergeblevene; uitvaller hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
straggler achterblijver; achtergeblevene; uitvaller
trailer achterblijver; achtergeblevene; uitvaller bijwagen; oplegger

Related Words for "uitvaller":