Dutch
Detailed Translations for verschralen from Dutch to English
verschralen:
-
verschralen
Conjugations for verschralen:
o.t.t.
- verschraal
- verschraalt
- verschraalt
- verschralen
- verschralen
- verschralen
o.v.t.
- verschraalde
- verschraalde
- verschraalde
- verschraalden
- verschraalden
- verschraalden
v.t.t.
- heb verschraald
- hebt verschraald
- heeft verschraald
- hebben verschraald
- hebben verschraald
- hebben verschraald
v.v.t.
- had verschraald
- had verschraald
- had verschraald
- hadden verschraald
- hadden verschraald
- hadden verschraald
o.t.t.t.
- zal verschralen
- zult verschralen
- zal verschralen
- zullen verschralen
- zullen verschralen
- zullen verschralen
o.v.t.t.
- zou verschralen
- zou verschralen
- zou verschralen
- zouden verschralen
- zouden verschralen
- zouden verschralen
diversen
- verschraal!
- verschraalt!
- verschraald
- verschralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verschralen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
attenuate | verschralen |