Dutch
Detailed Translations for verwrongen from Dutch to English
verwrongen:
-
verwrongen (verdraaid)
Translation Matrix for verwrongen:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
contorted | verdraaid; verwrongen | |
disguised | verdraaid; verwrongen | bedekt; verbloemd; verborgen; verdoezeld; verholen; verhuld; verkapt; verkleed; vermomd; verscholen; versluierd |
distorted | verdraaid; verwrongen | |
twisted | verdraaid; verwrongen | gedraaid; gekronkeld; geslingerd; slingerend |
warped | verdraaid; verwrongen | gebogen; gekromd; krom; omgebogen; verbogen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
buckled | verdraaid; verwrongen | gekronkeld; geslingerd; slingerend |
out of shape | verdraaid; verwrongen |
Wiktionary Translations for verwrongen:
verwrongen
-
Mentally disturbed or unsound
-
contorted
-
twisted
verwringen:
-
verwringen
Conjugations for verwringen:
o.t.t.
- verwring
- verwringt
- verwringt
- verwringen
- verwringen
- verwringen
o.v.t.
- verwrong
- verwrong
- verwrong
- verwrongen
- verwrongen
- verwrongen
v.t.t.
- heb verwrongen
- hebt verwrongen
- heeft verwrongen
- hebben verwrongen
- hebben verwrongen
- hebben verwrongen
v.v.t.
- had verwrongen
- had verwrongen
- had verwrongen
- hadden verwrongen
- hadden verwrongen
- hadden verwrongen
o.t.t.t.
- zal verwringen
- zult verwringen
- zal verwringen
- zullen verwringen
- zullen verwringen
- zullen verwringen
o.v.t.t.
- zou verwringen
- zou verwringen
- zou verwringen
- zouden verwringen
- zouden verwringen
- zouden verwringen
diversen
- verwring!
- verwringt!
- verwrongen
- verwringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verwringen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
twist | dispuut; draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
distort | verwringen | verdraaien; vertekenen |
twist | verwringen | bakkeleien; bekvechten; draaien; hakketakken; iets omdraaien; kantelen; omkeren; rollen; ronddraaien; roteren; ruzieën; twisten; wentelen; zich wringen |