Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zoom:
  2. zomen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zoom from Dutch to English

zoom:

zoom [de ~ (m)] nomen

  1. de zoom (rand)
    the seam
    • seam [the ~] nomen

Translation Matrix for zoom:

NounRelated TranslationsOther Translations
seam rand; zoom naad; voeg
VerbRelated TranslationsOther Translations
seam zomen

Related Words for "zoom":

  • zomen, zoompje, zoompjes

Wiktionary Translations for zoom:

zoom
noun
  1. border of an article of clothing doubled back and stitched together
  2. folded back and stitched piece of fabric

Cross Translation:
FromToVia
zoom close-up gros plan — (term, Cinéma, télévision) plan isolant un détail du corps ; par extension, toute prise de vue rapprochée d’un objet.

zoom form of zomen:

zomen verb (zoom, zoomt, zoomde, zoomden, gezoomd)

  1. zomen
    seam; to border; to hem; to edge; fringe
    • seam verb
    • border verb (borders, bordered, bordering)
    • hem verb (hems, hemmed, hemming)
    • edge verb (edges, edged, edging)
    • fringe verb

Conjugations for zomen:

o.t.t.
  1. zoom
  2. zoomt
  3. zoomt
  4. zomen
  5. zomen
  6. zomen
o.v.t.
  1. zoomde
  2. zoomde
  3. zoomde
  4. zoomden
  5. zoomden
  6. zoomden
v.t.t.
  1. heb gezoomd
  2. hebt gezoomd
  3. heeft gezoomd
  4. hebben gezoomd
  5. hebben gezoomd
  6. hebben gezoomd
v.v.t.
  1. had gezoomd
  2. had gezoomd
  3. had gezoomd
  4. hadden gezoomd
  5. hadden gezoomd
  6. hadden gezoomd
o.t.t.t.
  1. zal zomen
  2. zult zomen
  3. zal zomen
  4. zullen zomen
  5. zullen zomen
  6. zullen zomen
o.v.t.t.
  1. zou zomen
  2. zou zomen
  3. zou zomen
  4. zouden zomen
  5. zouden zomen
  6. zouden zomen
diversen
  1. zoom!
  2. zoomt!
  3. gezoomd
  4. zomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zomen [de ~] nomen, plural

  1. de zomen
    the brims; the borders; the hems

Translation Matrix for zomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
border boordsel; galon; grens; grens van een land; grensovergang; grensscheiding; landgrens; landsgrens; omzoming; oplegsel; passement; rand; rijksgrens; tres
borders zomen kanten; randen; richels
brims zomen
edge kant; rand; richel; scherpte; snijkant; zijkant
fringe boordsel; franje; galon; haardracht; omzoming; oplegsel; passement; pony; tres; versiering van rafels
hems zomen
seam naad; rand; voeg; zoom
VerbRelated TranslationsOther Translations
border zomen afzetten; grenzen; grenzen aan; omboorden; omranden
edge zomen afzetten; omboorden; omranden
fringe zomen
hem zomen omzomen
seam zomen

Related Words for "zomen":


Wiktionary Translations for zomen:

zomen
verb
  1. to put hem on an article of clothing