Summary
Dutch
Detailed Translations for neerzetten from Dutch to English
neerzetten:
Conjugations for neerzetten:
o.t.t.
- zet neer
- zet neer
- zet neer
- zetten neer
- zetten neer
- zetten neer
o.v.t.
- zette neer
- zette neer
- zette neer
- zetten neer
- zetten neer
- zetten neer
v.t.t.
- heb neergezet
- hebt neergezet
- heeft neergezet
- hebben neergezet
- hebben neergezet
- hebben neergezet
v.v.t.
- had neergezet
- had neergezet
- had neergezet
- hadden neergezet
- hadden neergezet
- hadden neergezet
o.t.t.t.
- zal neerzetten
- zult neerzetten
- zal neerzetten
- zullen neerzetten
- zullen neerzetten
- zullen neerzetten
o.v.t.t.
- zou neerzetten
- zou neerzetten
- zou neerzetten
- zouden neerzetten
- zouden neerzetten
- zouden neerzetten
en verder
- ben neergezet
- bent neergezet
- is neergezet
- zijn neergezet
- zijn neergezet
- zijn neergezet
diversen
- zet neer!
- zet neer!
- neergezet
- neerzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
neerzetten
the putting down
Translation Matrix for neerzetten:
Synonyms for "neerzetten":
Antonyms for "neerzetten":
Related Definitions for "neerzetten":
Wiktionary Translations for neerzetten:
neerzetten
verb
neerzetten
-
iets op een lagere plek plaatsen
- neerzetten → put down
verb
-
to lay down
-
to put something down
- set → zetten; neerzetten
-
to place in an upright or standing position
- stand → stellen; neerzetten; overeind; zetten
External Machine Translations: